ECLI:NL:CBB:2009:BI4345

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/658
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake GLB-inkomenssteun en termijnoverschrijding bij bezwaar

In deze zaak heeft appellant A, te B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Hoofdproductschap Akkerbouw, dat betrekking heeft op de Regeling GLB-inkomenssteun. Het beroep is ingediend op 4 september 2008, tegen een besluit van 6 augustus 2008, dat opnieuw beslist op een eerder bezwaar van appellant tegen een besluit van 14 juni 2005, waarbij zijn verzamelaanvraag voor steun buiten behandeling is gelaten. Appellant heeft zijn gronden van beroep aangevuld op 28 september 2008 en een nadere toelichting gegeven op 10 maart 2009. De zitting vond plaats op 1 april 2009, waarbij appellant niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.

De kern van het geschil betreft de vraag of het bezwaar van appellant ontvankelijk is, gezien de termijnoverschrijding. Appellant heeft aangevoerd dat hij herhaaldelijk tevergeefs heeft geprobeerd contact op te nemen met de Dienst Regelingen, maar het College oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem geen verwijt treft voor het niet tijdig indienen van het bezwaar. De beslissing van het College is dat het bezwaar ongegrond is verklaard, omdat de termijn voor het indienen van het bezwaar is overschreden en er geen bijzondere omstandigheden zijn die deze overschrijding rechtvaardigen.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 22 april 2009. Het College heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 08/658 22 april 2009
5134 Regeling GLB-inkomenssteun
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Hoofdproductschap Akkerbouw, verweerders,
gemachtigde: mr. L.C. Commandeur, werkzaam bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 2 september 2008, bij het College binnengekomen op 4 september 2008, beroep ingesteld tegen een besluit van 6 augustus 2008.
Bij dit besluit is, gevolg gevend aan een uitspraak van het College van 14 mei 2008, gewezen onder zaaknummer AWB 07/512, opnieuw beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 14 juni 2005, waarbij de verzamelaanvraag 2005 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun (hierna: de Regeling) buiten behandeling is gelaten.
Bij brief van 28 september 2008 heeft appellant de gronden van zijn beroep aangevuld.
Bij brief van 17 november 2008 is een verweerschrift ontvangen en zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 10 maart 2009 heeft appellant een nadere toelichting gegeven op zijn beroep.
Op 1 april 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant, zoals tevoren aangekondigd, niet is verschenen. Verweerders werden ter zitting vertegenwoordigd door hun gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Het Mandaatbesluit HPA Dienst Regelingen van 11 juli 2006 luidt voor zover hier van belang:
‘Artikel 3- Landbouwzaaizaden
1. De teammanagers uitvoering en de sectormanagers van de Dienst Regelingen zijn bevoegd om namens de Voorzitter te beslissen en stukken te ondertekenen ten aanzien van:
(…)
b. Het niet in behandeling nemen van de steunaanvragen voor zetmeelaardappelen (het College begrijpt: landbouwzaaizaden) bij het niet herstellen van gebreken in de aanvraag op grond van artikel 4:5 al;gemene wet bestuursrecht of artikel 21 van Verordening (EG) nr. 796/2004.
2. de algemeen directeur, de directeur projecten Dienst Regelingen, de directeur uitvoering Dienst Regelingen, de unitmanagers, de manager recht en rechtsbescherming en plaatsvervangend manager recht en rechtsbescherming en de sectormanager bezwaar en beroep van de Dienst Regelingen zijn bevoegd om namens de Voorzitter te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende beslissingen op bezwaarschriften ten aanzien van bezwaarschriften gericht tegen de op grond van het eerste lid gemandateerde bevoegdheden.
Artikel 6 - Ondertekening
Indien een bevoegdheid krachtens dit mandaatbesluit wordt uitgeoefend, worden de daarop betrekking hebbende documenten als volgt ondertekend:
De voorzitter van het hoofdproductschap akkerbouw, voor deze:
gevolgd door
(…)
de teammanager recht en rechtsbescherming Dienst Regelingen (…)
Artikel 7 - Slotbepalingen
1. Deze regeling treedt in werking op 11 juli 2006 en werkt terug tot en met 1 januari 2005.
(…)”
2.2 Op grond van de stukken zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan:
- Met het formulier “Gecombineerde opgave 2005” (de verzamelaanvraag) heeft appellant akkerbouwsteun aangevraagd en steun voor landbouwzaaizaden.
- Bij brief van 7 mei 2005 is appellant gewezen op onvolkomenheden in de aanvraag en is hem verzocht het geconstateerde verzuim binnen 14 dagen te herstellen. Hem is meegedeeld dat het uitblijven van herstel van de aanvraag zou leiden tot het niet toekennen van de gevraagde steun.
- Bij besluit van 14 juni 2005 is appellant meegedeeld dat de geconstateerde gebreken in de aanvraag niet of onvoldoende werden hersteld. Daarom is besloten de aanvraag buiten behandeling te laten.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 12 juli 2006 bezwaar gemaakt.
- Bij brief van 12 juni 2008 is appellant in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat hem van het te laat indienen van het bezwaar geen verwijt kan worden gemaakt.
- Bij brief van 12 juli 2008 heeft appellant hierop gereageerd met, samengevat, de mededeling dat hij destijds bij herhaling getracht heeft de Dienst Regelingen telefonisch te bereiken, maar dat hij dit na vele mislukte pogingen heeft opgegeven.
- Vervolgens is het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daartoe is het volgende overwogen:
"Op 13 juli 2006 heb ik uw bezwaarschrift ontvangen tegen de beslissing van 14 juni 2005. Deze beslissing is genomen op grond van de Regeling GLB¬inkomenssteun (hierna te noemen: de Regeling). Aanvankelijk heb ik uw brief van 4 juli 2005 beoordeeld als pro forma-bezwaarschrift en uw brief van 12 juli 2006 als een aanvulling daarop. Zoals u weet, wat ik al uitgebreid uiteen heb gezet in mijn brief van 12 juni 2008, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 mei 2008 geoordeeld dat de betreffende brief niet als een bezwaarschrift beschouwd had mogen worden. Met inachtneming van de betreffende uitspraak heb ik deze herziene beslissing op bezwaar genomen.
(…)
De beslissing waartegen uw bezwaar zich richt is verzonden op 14 juni 2005. Uw bezwaarschrift is ontvangen op 13 juli 2006. Derhalve heeft u de termijn van zes weken overschreden, waarbinnen het bezwaarschrift kon worden ingediend.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb bent u bij brief van 12 juni 2008 in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat deze termijnoverschrijding niet aan u is toe te rekenen. U heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, uw reactie is ontvangen op 15 juli 2008.
U geeft aan dat u in de betreffende periode Dienst Regelingen vaak gebeld heeft, maar dat Dienst Regelingen niet te bereiken was. Na een tijdje heeft u het opgegeven.
De door u aangegeven reden is geen grond om de termijnoverschrijding niet aan u toe te rekenen. De brief van 14 juni 2005 vermeldt namelijk duidelijk dat daar binnen zes weken na dagtekening bezwaar tegen kan worden gemaakt. De termijn is wettelijk bepaald en van openbare orde. Dit betekent dat een bezwaarschrift dat na afloop van de termijn ontvangen wordt, zoals het uwe, in beginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Alleen als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, zoals overmacht, kan hiervan worden afgeweken. De omstandigheid die u aanvoert, namelijk dat Dienst Regelingen volgens u slecht bereikbaar zou zijn geweest in de bezwaartermijn, is geen reden om geen bezwaarschrift te (kunnen) indienen. U had op zijn minst een pro forma-bezwaarschrift kunnen indien dat u dan later nog met gronden had kunnen aanvullen. De gevolgen van het feit dat u ervoor heeft gekozen dit niet te doen, komen voor uw eigen rekening en risico".
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft aangevoerd dat hij herhaaldelijk tevergeefs heeft geprobeerd telefonisch met verweerders Dienst Regelingen in contact te komen voor inlichtingen en toelichting.
Het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA) heeft hem bij brief van 27 juni 2006 meegedeeld dat de bij wijze van voorschot over 2005 door het HPA uitbetaalde steun voor de teelt van zaaizaden zou worden teruggevorderd. Hierover heeft appellant contact opgenomen met het HPA. Hem is toen meegedeeld dat hij bezwaar moest maken tegen verweerders besluit van 14 juni 2005 betreffende het buiten behandeling laten van de verzamelaanvraag.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Bij het bestreden besluit is beslist op het bezwaar van appellant tegen het buiten behandeling laten van zijn verzamelaanvraag 2005. Met deze aanvraag heeft hij een aanvraag ingediend voor akkerbouwsteun en een aanvraag voor zaaizaadsteun.
Ingevolge artikel 114, eerste lid, van de Regeling is de Dienst Regelingen belast met de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling; ingevolge 115, eerste lid, onder b, van de Regeling is het HPA belast met de uitvoering van de steun voor landbouwzaaizaden. Dit betekent dat het buiten behandeling laten van de verzamelaanvraag, net als de beslissing op het bezwaarschrift, een besluit is dat moet worden genomen door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor zover het de aanvraag om akkerbouwsteun betreft en door het HPA voor zover de aanvraag een verzoek om toekenning van zaaizaadsteun bevatte.
Uit de ondertekening van het bestreden besluit valt niet duidelijk vast te stellen dat het - voor zover het de zaaizaadsteun betreft - is genomen namens de Voorzitter van het HPA.
Ter zitting is door de gemachtigde van verweerders uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het bestreden besluit is genomen door de – op grond van het mandaatbesluit - daartoe bevoegde teammanager namens de voorzitter van het HPA, maar dat verzuimd is het bestreden besluit op de juiste wijze te ondertekenen. Nu bij het nemen van het bestreden besluit gebruik is gemaakt van de in het mandaatbesluit gegeven bevoegdheid kan het verzuim bij de ondertekening als een schending van een vormvoorschrift worden aangemerkt, waaraan het College met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorbij kan gaan.
5.2 Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:8 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze aan met ingang van de dag na die waarop een besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
Artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5.3 Met het betoog dat hij bij herhaling getracht heeft de Dienst Regelingen telefonisch te bereiken, maar dat hij daarmee gestopt is toen dat niet lukte, heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat hem redelijkerwijs geen verwijt treft van het feit dat hij nagelaten heeft binnen zes weken een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit van tot buiten behandeling laten van zijn verzamelaanvraag. Zo is het niet aannemelijk geworden dat appellant zelfs niet in staat was een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden in te dienen gedurende de periode van zes weken na het besluit van 14 juni 2005.
Dat appellant pas nadat hij van het HPA vernomen had dat bij wijze van voorschot uitbetaalde zaaizaadsteun werd teruggevorderd actie heeft ondernomen laat onverlet dat hij de zes weken termijn voor het maken van bezwaar zonder nadere actie voorbij heeft laten gaan.
5.4 De conclusie is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009.
w.g. M. Munsterman w.g. F.W. du Marchie Sarvaas