7. De beoordeling van het geschil
7.1 Hangende beroep bij het College kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:81, eerste lid, Awb een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van de bestreden besluiten, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in de aanhangige bodemprocedures.
7.2 Met betrekking tot de vraag of het belang van KPN bij het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend karakter draagt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Blijkens de brief van 17 februari 2009 heeft OPTA aan KPN verzocht om te bevestigen dat haar gereguleerde wholesalediensten aan gedragsregel 5 voldoen. Voorts dient KPN aan OPTA onder meer overzichten te verstrekken van de uitgevoerde toetsen alsmede van de gereguleerde wholesalediensten waarvan zij heeft geconstateerd dat zij niet aan gedragsregel 5 voldoen. Deze door OPTA aan KPN opgelegde informatieverplichting komt erop neer dat KPN op basis van haar volledige dienstenportfolio uit de vastgestelde relevante markten, moet nagaan of al haar gereguleerde wholesalediensten aan gedragsregel 5 voldoen. KPN heeft onweersproken gesteld dat zij, teneinde aan deze informatieverplichting te kunnen voldoen, vele duizenden individuele overeenkomsten handmatig moet controleren en beoordelen. Hiertoe heeft KPN een zogenoemde taskforce ingericht, bestaande uit ongeveer 26 personen, onder wie 11 externe consultants, die gedurende enkele maanden alle betrokken overeenkomsten moet beoordelen. Aldus heeft genoemde informatieverplichting tot gevolg dat KPN een aanzienlijke investering moet doen in de beoordeling van al haar diensten. De voorzieningenrechter kan niet met zekerheid vaststellen dat, indien in de hoofdzaak zou blijken dat de bestreden marktanalysebesluiten voor wat betreft gedragsregel 5 niet in stand kunnen blijven, het uit deze - in dat geval vruchteloos gebleken - investering van KPN voortvloeiende nadeel geheel kan worden gecompenseerd, zodat louter een financieel belang aan de orde zou zijn. Om die reden acht de voorzieningenrechter een voldoende mate van spoedeisendheid aanwezig om tot een nadere beoordeling van de betrokken belangen over te gaan.
7.3 De voorzieningenrechter staat derhalve voor de vraag of, gelet op de betrokken belangen, aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Om het verzoek te kunnen toewijzen, moeten de belangen van KPN bij toewijzing van het verzoek dermate zwaarwegend zijn dat deze dienen te prevaleren boven de met (onverkorte uitvoering van gedragsregel 5 in) de bestreden marktanalysebesluiten gediende belangen. Indien een dergelijke situatie zich niet voordoet, komt het verzoek niettemin voor toewijzing in aanmerking wanneer de voorzieningenrechter, ook zonder diepgaand onderzoek naar de feiten of het recht, de kans groot acht dat het College, oordelend in de hoofdzaak, de bestreden marktanalysebesluiten zal vernietigen.
7.3.1 Het belang van KPN bij schorsing van gedragsregel 5 is hierin gelegen dat zij zekerheid wenst te hebben over de wijze waarop invulling dient te worden gegeven aan gedragsregel 5, welke zekerheid pas kan worden verkregen omstreeks het tijdstip waarop door het College in de hoofdzaak zal zijn beslist. Bovendien wil zij voldoende tijd hebben om die invulling daadwerkelijk te doen plaatsvinden teneinde niet het risico te lopen op enig moment aansprakelijk te worden gesteld voor situaties waarin zij niet aan gedragsregel 5 blijkt te voldoen. Daartegenover staat het belang van OPTA, Atlantic e.a. en Vodafone bij onverkorte uitvoering van de non-discriminatieverplichting die is neergelegd in gedragsregel 5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient aan laatstvermeld belang doorslaggevende betekenis te worden toegekend. Overwogen wordt als volgt.
7.3.2 Niet in geschil is dat KPN door OPTA is aangemerkt als onderneming met AMM. Schorsing van gedragsregel 5 brengt met zich dat een belangrijk gedeelte van de regulering in de marktanalysebesluiten komt te vervallen. Nu de relevante markten door OPTA niet daadwerkelijk concurrerend zijn bevonden, hetgeen door KPN niet is weersproken, moet aan het belang van onverkorte uitvoering van gedragsregel 5 een zwaarwegende betekenis worden toegekend.
7.3.3 Aan KPN kan worden toegegeven dat gedragsregel 5 een ruime bepaling bevat die nadere invulling behoeft. OPTA heeft evenwel terecht aangevoerd dat het bij het stellen van normen gebruikelijk is een wat meer algemene omschrijving te geven, waardoor de norm op meer situaties kan worden toegepast. Van OPTA kan, in de situatie waarin zij ex ante regulering geeft voor een periode van drie jaar, voor een dynamische markt, niet worden gevergd dat zij de door haar opgelegde normen zodanig precies omschrijft dat vooraf nauwkeurig kan worden aangegeven in welke situaties deze van toepassing zullen zijn. Teneinde de algemene normstelling te verduidelijken heeft OPTA ontwerp beleidsregels opgesteld en deze op 31 maart 2009 ter consultatie aan marktpartijen toegezonden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de begrippen 'dienst', 'bundel', 'inkooprecepten', 'incrementele retailopslag' en 'redelijke terugverdientijd' in die ontwerp beleidsregels voldoende duidelijk omschreven. Voorts is KPN tot en met 28 april 2009 in de gelegenheid gesteld om OPTA op de gestelde onduidelijkheden te wijzen door haar zienswijzen omtrent de ontwerp beleidsregels in te dienen. Ter zitting is van de zijde van OPTA verklaard dat vaststelling van de beleidsregels medio mei 2009 zal plaatsvinden.
7.3.4 Met betrekking tot het belang van KPN bij het treffen van een voorlopige voorziening in verband met het risico dat zij civielrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld in verband met niet nakoming van gedragsregel 5 overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Atlantic e.a. hebben verklaard KPN als ook in het verleden het geval is geweest, pas civielrechtelijk aansprakelijk te kunnen stellen nadat een besluit tot handhaving door OPTA onherroepelijk zal zijn geworden. Gelet op de verklaring van OPTA dat zij binnen een periode van drie maanden niet zal overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom, is genoemd belang van KPN dan ook niet dermate urgent dat daaraan een zwaarwegende betekenis moet worden toegekend.
7.3.5 Bij weging van de in paragrafen 7.3.1, 7.3.2, 7.3.3 en 7.3.4 genoemde belangen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van KPN bij toewijzing van het verzoek niet dermate zwaarwegend zijn dat deze dienen te prevaleren boven de met de uitvoering van de bestreden marktanalysebesluiten gediende belangen. De eerste in paragraaf 7.3 genoemde situatie waarin aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening doet zich derhalve niet voor.
7.4 Gelet hierop zal de voorzieningenrechter dienen te beoordelen of de tweede in paragraaf 7.3 genoemde situatie waarin een voorlopige voorziening kan worden getroffen zich hier voordoet.
Het betoog van KPN dat OPTA met het opleggen van de non discriminatieverplichting in gedragsregel 5 heeft gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, het passendheidsvereiste en het zorgvuldigheidsbeginel, komt in de kern erop neer dat KPN de rechtmatigheid van de onderhavige marktanalysebesluiten bestrijdt. Deze door KPN aangevoerde grieven dienen bij uitstek in de hoofdzaak te worden beoordeeld. Nu de bestreden marktanalysebesluiten zijn gebaseerd op een gedegen onderzoek en de Europese Commissie noch andere nationale regelgevende instanties daarop fundamentele kritiek hebben geuit, zijn de bestreden marktanalysebesluiten naar voorlopig oordeel niet onmiskenbaar onrechtmatig. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin, ook zonder diepgaand onderzoek naar de feiten of het recht, de kans groot moet worden geacht dat het College, oordelend in de hoofdzaak, het bestreden besluit zal vernietigen. De tweede in paragraaf 7.3 genoemde situatie waarin aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening doet zich derhalve evenmin voor.
7.5 Ook in hetgeen overigens door KPN is aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.