Gelet op hetgeen aldus in de klacht is geformuleerd, is het College van oordeel dat het eerste klachtonderdeel niet te beperkt is weergegeven door de raad van tucht. Deze grief slaagt derhalve niet.
3.2 De tweede grief van appellante houdt in dat de raad van tucht ten onrechte een element van extreme tijdsdruk heeft geïntroduceerd in de onderdelen 4.4 en 4.6 van de beslissing. Het is onjuist dat betrokkene in zeer korte tijd zijn werk moest doen. Ten aanzien van deze grief overweegt het College als volgt.
Allereerst dient te worden opgemerkt dat in de beslissing van de raad van tucht de woorden "extreme tijdsdruk" niet worden gebezigd. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad van tucht dat door betrokkene is gesteld dat door de heer G eind maart/begin april 1999 steeds nadrukkelijker werd verzocht om een concept jaarrekening, waarna hard is doorgewerkt om de cijfers te kunnen produceren. De reden waarom het op 8 mei 1999 zo urgent werd, aldus betrokkene, was gelegen in het feit dat de H-groep in zwaar weer was komen te verkeren en dat er snel cijfers moesten komen omdat ook de financiers die wilden zien. Deze feiten zijn door appellante niet betwist. Naar het oordeel van het College is, gelet op voornoemd proces-verbaal, in de beslissing van de raad van tucht geen onjuiste weergave van de gang van zaken opgenomen.
Ook deze grief slaagt niet.
3.3 De derde grief van appellante ziet erop dat de raad van tucht ten onrechte de aanwezigheid van een contactpersoon, de heer G, heeft aangemerkt als een alles legitimerende rechtvaardiging waarom betrokkene niet met de bestuurders, zijnde de opdrachtgevers, zou hoeven communiceren over de conceptjaarstukken. De motivering in onderdeel 4.5 omtrent de verantwoordelijkheid van het bestuur van de vennootschap en de verwijzing naar de inhoud van de brief van 8 mei 1999 is niet steekhoudend. Omtrent deze grief overweegt het College als volgt.
Appellante heeft erkend dat de heer G namens de H-groep voor betrokkene het aanspreekpunt was voor financiële aangelegenheden. Nu voorts de bestuurders van de H-groep op geen enkele wijze aan betrokkene hebben kenbaar gemaakt dat hij hen rechtstreeks diende te informeren, mocht betrokkene er van uitgaan dat hij over de concept jaarstukken kon rapporteren aan de heer G. Terecht heeft de raad van tucht overwogen dat het opstellen van een jaarrekening in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van (het bestuur van) de vennootschap is en dat de vennootschap zelf ervoor dient zorg te dragen dat de verantwoordelijkheden en belangen in verband met de financiële verslaglegging worden gerespecteerd. Onder de hier geschetste omstandigheden is het de verantwoordelijkheid van voornoemde contactpersoon om de bestuurders te informeren. Voor zover dat ten onrechte achterwege mocht zijn gebleven, is dat geen zaak die betrokkene aangaat.
De door betrokkene in zijn brief van 8 mei 1999 genoemde knelpunten doen aan het voorgaande niet af. Ook hiervoor geldt dat het onder de geschetste omstandigheden de verantwoordelijkheid van de contactpersoon is om de bestuurders over de inhoud van deze brief te informeren.
Ook deze grief kan niet slagen.
3.4 De vierde grief houdt in dat de concept jaarrekening ernstige fouten bevatte en dat de raad van tucht ten onrechte zulks heeft vergoelijkt door te overwegen dat betrokkene de door hem gesignaleerde knelpunten heeft vermeld in een bij het concept gevoegde brief. Het College overweegt hieromtrent als volgt.
Gezien de in onderdeel 2.2 van de beslissing van de raad van tucht vermelde financiële verwevenheid tussen E en de dochtervennootschappen van F - vanwege hoofdelijke aansprakelijkheid ingevolge een financieringsovereenkomst met de ABN AMRO Bank N.V. - was het voor een overzicht van de financiële situatie van E minder relevant hoe de doorberekening van de kosten van bepaalde projecten aan I moest plaatsvinden. Voorts heeft betrokkene in de brief van 8 mei 1999 over dit punt het volgende vermeld: