ECLI:NL:CBB:2008:BN9379

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/441
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake GLB-inkomenssteun

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 8 mei 2007 is genomen. Dit besluit betreft de wijziging van de toeslagrechten van appellant op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 22 september 2006, waarbij zijn toeslagrechten waren vastgesteld. Het bezwaar werd gegrond verklaard, maar de toeslagrechten werden gewijzigd vastgesteld.

De procedure begon met de indiening van het beroep op 18 juni 2007. De Minister diende op 20 juli 2007 een verweerschrift in. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in deze zaak gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om het onderzoek te sluiten, omdat het beroep kennelijk gegrond was. Appellant's gemachtigde, J.A. Rietveld, voerde aan dat de Minister ten onrechte niet inging op een aanvullend bezwaar dat was ingediend. Dit bezwaar betrof de toekenning van toeslagrechten uit de nationale reserve in verband met investeringen in pacht.

Het College heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke intrekking van het bezwaar heeft plaatsgevonden en dat appellant niet is gehoord. Hierdoor is het aanvullend bezwaar niet ingetrokken. Het College concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt de Minister veroordeeld in de proceskosten van appellant, vastgesteld op € 322,-, en het griffierecht van € 143,- wordt vergoed. De uitspraak is gedaan op 18 juni 2008 door mr. W.E. Doolaard, in aanwezigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Derde enkelvoudige kamer
AWB 07/441 18 juni 2008
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: J.A. Rietveld, werkzaam bij Hans Rietveld Agrarisch Advies BV te Leerdam,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
1. Het procesverloop
Appellant heeft bij brief van 11 juni 2007, bij het College binnengekomen op 18 juni 2007, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 8 mei 2007.
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen een besluit van 22 september 2006, waarbij verweerder de toeslagrechten van appellant op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 heeft vastgesteld, gegrond verklaard en de appellant toekomende toeslagrechten gewijzigd vastgesteld.
Bij brief van 20 juli 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 8:54 , eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, heeft het College de bevoegdheid om, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek te sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt.
2.2 Appellants gemachtigde heeft in aanvulling op het bezwaarschrift van 3 november 2006 bij brief van 8 januari 2007 erover geklaagd dat verweerder appellant geen toeslagrechten uit de nationale reserve in verband met investeringen in pacht heeft toegekend.
Betreffende dit aanvullend bezwaar heeft een medewerker van verweerder op 3 mei 2007 telefonisch contact opgenomen met appellant zelf. Blijkens een van dit gesprek gemaakte telefoonnotitie heeft appellant de aanvullende bezwaren tijdens dit gesprek ingetrokken.
2.3 Appellant heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte in het bestreden besluit niet is ingegaan op hetgeen in het aanvullend bezwaar is opgemerkt. In dit verband heeft appellant er op gewezen dat hij niet bedoeld heeft het aanvullend bezwaar in te trekken. Daarenboven is de intrekking uitsluitend gebaseerd op een met appellant zelf gevoerd gesprek. Ten onrechte heeft verweerder nagelaten terzake met de gemachtigde in overleg te treden. Daarnaast is ook het bestreden besluit niet aan de gemachtigde toegezonden.
2.4 Tegenover appellants betoog dat het aanvullend bezwaar niet is ingetrokken dan wel dat verweerder dit alleen als ingetrokken had mogen aanmerken na overleg met appellants gemachtigde, beroept verweerder zich op een door een van zijn medewerkers opgemaakte notitie naar aanleiding van een op 3 mei 2007 met appellant gevoerd telefoongesprek.
2.5 In artikel 6:21 van de Awb is bepaald dat het bezwaar of beroep schriftelijk kan worden ingetrokken; tijdens het horen kan de intrekking ook mondeling geschieden.
Naar het oordeel van het College geldt het bepaalde in artikel 6:21 Awb niet slechts voor het gehele bezwaar, maar ook voor te onderscheiden onderdelen van een bezwaar.
2.6 Tussen partijen is niet in geschil dat geen schriftelijke intrekking heeft plaatsgevonden. Evenmin is appellant op zijn bezwaar gehoord, zodat er ook geen sprake is van intrekking op een hoorzitting. De aanvulling op het bezwaar bij brief van 8 januari 2007 is derhalve niet ingetrokken.
2.6 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk gegrond is.
Het College acht termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door appellant gemaakte proceskosten, die met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden bepaald op
€ 322.- (1 punt met wegingsfactor 1 voor het indienen van een beroepschrift).
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder opnieuw beslist op het bezwaar van appellant met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is
overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door appellant gemaakte proceskosten ad € 322.- (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro);
- bepaalt dat aan appellant het door hem betaalde griffierecht ad € 143.-- (zegge: honderddrieënveertig euro) wordt vergoed;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze bedragen dient te betalen.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2008.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas