5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 Awb in verbinding met artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.2 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker thans een voldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Op grond van de ter beschikking staande stukken en het verhandelde ter zitting acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de voorwaarden die verweerster aan het in stand laten van verzoekers registratie stelt verzoeker aanzienlijk in zijn bedrijfsvoering belemmeren en wel in die mate dat op korte termijn de continuïteit van zijn bedrijf wordt bedreigd.
Verzoeker stelt, onweersproken, dat binnen zijn bedrijf het sorteren van pootaardappelen een niet onbelangrijke activiteit is. Ruim tweederde deel van deze sorteringswerkzaamheden betreft van derden afkomstige teelt. Ter uitoefening van deze bedrijfsactiviteit beschikt verzoeker onder meer over opslagruimten, moderne sorteermachines en materialen voor opslag en verpakking van pootgoed. Indien verzoeker de exploitatie van zijn bedrijf in overeenstemming met de door verweerster gestelde voorwaarden aanpast, zal hij - aangenomen dat verweerster de partijkeuring en certificering op het bedrijf hervat (tot op heden heeft zij geen enkele indicatie gegeven van de termijn waarbinnen daartoe zal worden overgaan; dit terwijl het sorteerseizoen medio oktober is gestart) - niet langer in de mogelijkheid verkeren de opslag en sortering van verschillende partijen pootaardappelen te combineren, maar tezelfdertijd niet meer dan één partij (poot)aardappelen, ongeacht of dit eigen teelt of teelt van derden betreft, op zijn bedrijf aanwezig mogen hebben. Aannemelijk is dat deze beperking tot zodanige vertraging van de omlooptijd binnen het bedrijf zal leiden dat, naar verweerster ter zitting ook heeft erkend, verzoeker blijvende economische schade zal leiden, niet alleen waar het gaat om de eigen teelt, maar ook voor wat betreft klandizie van derden en de op gecombineerde verwerking van partijen afgestemde investeringen.
5.3 Ter beoordeling van de voorzieningenrechter staat vervolgens of het bestreden besluit van 12 november 2008, waarbij verweerster de aan verzoeker op 1 augustus 2008 opgelegde voorwaarden heeft gehandhaafd, naar verwachting in rechte stand zal houden. Te dien aanzien overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5.4 Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerster de bevoegdheid toekomt aan een bestaande registratie nadere voorwaarden of voorschriften te verbinden. Naar de mening van verweerster kan deze bevoegdheid worden ontleend aan het bepaalde in artikel 42, derde lid, van de wet. Meer bepaald verbindt verweerster aan het verschil in redactie van de eerste volzin en de tweede volzin van dit artikellid de gevolgtrekking dat zij bevoegd is aan een bestaande registratie nadere voorwaarden of voorschriften te verbinden.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ligt het weinig voor de hand dat de wetgever met het bepaalde in artikel 42, derde lid, van de wet heeft bedoeld de keuringsinstelling, in het onderhavige geval verweerster, de bevoegdheid te verlenen aan een reeds plaatsgevonden registratie van een leverancier van teeltmateriaal van aangewezen gewassen alsnog voorwaarden of voorschriften te verbinden. In de wetsgeschiedenis, noch in het systeem van de wet heeft de voorzieningenrechter aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van het door verweerster ingenomen standpunt. Voorshands komt het de voorzieningenrechter voor dat het feit dat het alsnog verbinden van voorwaarden of voorschriften aan een bestaande registratie ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering van de leverancier kan hebben - zoals in verzoekers geval is gebleken - met zich brengt dat hiervoor een expliciete, duidelijke grondslag in de wet is vereist. Een zodanige grondslag valt hier niet aan te wijzen.
5.5 Voorzover verweerster, subsidiair, heeft betoogd dat zij aan een bestaande registratie alsnog voorwaarden of voorschriften mag verbinden, omdat zij in elk geval wel bevoegd is de registratie door te halen en, onder het verbinden van voorwaarden of voorschriften, opnieuw te laten plaatsvinden, overweegt de voorzieningenrechter dat, daargelaten dat artikel 43 van de wet slechts de figuur van registratie op verzoek kent, deze redenering er niet toe kan leiden dat aan de eis van een expliciete wettelijke grondslag niet behoeft te worden vastgehouden.
5.6 Het vorenoverwogene leidt de voorzieningenrechter voorshands tot de slotsom dat ernstig dient te worden betwijfeld of verweerster de bevoegdheid toekomt een beslissing te nemen als thans aan de orde, waarmee overigens tevens de vraag rijst of het ontbreken van die bevoegdheid tot de conclusie zou dienen te leiden dat het bezwaar van verzoeker niet tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb is gericht. Deze laatste vraag behoeft echter in het kader van deze procedure geen antwoord.
Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter, aangezien niet de verwachting bestaat dat het College, oordelend in de hoofdzaak, het bestreden besluit in stand zal laten, aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, in die zin dat zowel het besluit van 12 november 2008 als het besluit van 1 augustus 2008 worden geschorst.
5.7 De voorzieningenrechter acht voorts termen aanwezig verweerster met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten van de zijde van verzoeker, zijnde de kosten van aan hem in verband met de behandeling van zijn verzoek verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-, te weten 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een wegingsfactor 1, ad € 322,- per punt.