3. Het standpunt van Broadcast
3.1 Broadcast heeft de voorzieningenrechter, samengevat weergegeven, verzocht met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en zelf voorziend aan KPN op te leggen hetgeen Broadcast heeft verzocht in haar verzoek om geschilbeslechting van 23 mei 2008, althans OPTA op te dragen uiterlijk 27 augustus 2008 een nieuw besluit te nemen, en subsidiair het verzochte bij wijze van voorlopige voorziening op te leggen aan KPN. Daaraan heeft Broadcast ter zitting toegevoegd dat het kostengeoriënteerde tarief voor het medegebruik voorlopig zou kunnen worden vastgesteld op een niveau van maximaal
€ 22.850,-- per jaar, zoals door KPN in haar brief van 25 juni 2008 is aangeboden. Aan dit verzoek heeft Broadcast, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
3.2 Het spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening is volgens Broadcast gelegen in het feit dat de biedingstermijn voor de aanbestedingsprocedure van ROOS op 29 augustus 2008 sluit. Broadcast heeft groot belang bij het kunnen inschrijven op de aanbesteding en daarom dient op dit moment een gelijk speelveld te worden gecreëerd opdat daadwerkelijke concurrentie mogelijk is tussen KPN en Broadcast.
3.3 Volgens Broadcast heeft OPTA in het bestreden besluit miskend dat het concurrentiebelang (mede) ten grondslag ligt aan artikel 3.11 Tw. Zonder toewijzing van het verzoek van Broadcast kan geen daadwerkelijke concurrentie plaatshebben gedurende de aanbesteding van ROOS, waardoor niet de laagste prijs wordt behaald die wel zou worden behaald bij volledige concurrentie. Het zelf investeren in nieuwe antennesystemen of het overnemen van de bestaande systemen van KPN, vormen volgens Broadcast geen reële alternatieven om daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen. Dat het bevorderen van concurrentie mede doelstelling vormt van artikel 3.11 Tw blijkt voorts uit de toelichting op het amendement waarmee dat artikel destijds is ingevoerd (TK 1997-1998, 25 533, nr. 48). Ook heeft OPTA dat belang erkend in het geschil tussen KPN en Dutchtone. Verder is het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig, omdat OPTA enerzijds stelt dat het concurrentiebelang niet aan artikel 3.11 Tw ten grondslag ligt en anderzijds meent dat concurrentie op de markt voor omroepzendernetwerken in algemene zin wel de bedoeling is van de wetgever, aldus Broadcast. Bovendien is het bevorderen van de concurrentie een doelstelling als bedoeld in artikel 8 van de Kaderrichtlijn. Verder is het bestreden besluit in de ogen van Broadcast in strijd met hetgeen OPTA in het marktanalysebesluit inzake radiotransmissie van 17 juli 2006 en het nieuwe ontwerpbesluit van 15 juli 2008 heeft gesteld, namelijk dat met artikel 3.11 Tw mededingingsrechtelijke problemen op de ethertransmissiemarkt kunnen worden opgelost en tegengegaan. Daarmee strookt niet dat OPTA thans niet bevoegd zou zijn, omdat het artikel niet is bedoeld voor concurrentiebescherming.
3.4 Nu KPN heeft aangekondigd de single use antennesystemen na zes maanden te verwijderen in het geval Broadcast de aanbesteding wint, is volgens Broadcast geen sprake van een gelijk speelveld op de infrastructuurmarkt. KPN wordt immers, als verticaal geïntegreerde onderneming, zelf niet geconfronteerd met hoge infrastructuurkosten als zij de aanbesteding zou winnen, omdat zij de oude antennes zou blijven gebruiken ondanks dat deze (nagenoeg) volledig zijn afgeschreven. Broadcast wordt dan ook door KPN op een achterstandspositie geplaatst nu KPN de afgeschreven (en feitelijk uit de publieke middelen van ROOS betaalde) antennesystemen zonder investeringskosten in rekening kan brengen aan ROOS. Dit blijkt ook uit de door KPN overgelegde medegebruikstarieven - die volgens Broadcast overigens ten onrechte uitgaan van een afschrijvingstermijn van 15 jaar, in plaats van vijf jaar - die rekening houden met acht volledig afgeschreven single use antennesystemen en zes vrijwel volledig afgeschreven single use antennesystemen. Een correcte toepassing van de met kostenoriëntatie ingevulde redelijke vergoeding voor medegebruik houdt volgens Broadcast in, dat zij gelijke investeringskosten dient te hebben als KPN zelf heeft. Alles wat Broadcast méér moet betalen aan investeringskosten voor antennesystemen dan de kostengeoriënteerde investeringsvergoeding, zal derhalve leiden tot een ongelijkwaardige positie op de transmissiemarkt, omdat Broadcast niet kan concurreren tegen een nultarief van KPN of een tarief dat méér is dan de investeringskosten van KPN. In zoverre zijn de volledig of vrijwel volledig afgeschreven antennesystemen die nog zeer goed bruikbaar zijn volgens Broadcast dan ook economisch gezien niet dupliceerbaar.
3.5 Broadcast heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat het plaatsen van eigen systemen geen realistisch alternatief is en leidt tot concurrentieverstoring op de onderliggende transmissiemarkt, gewezen op het door haar overgelegde rapport van juni 2008. Volgens Broadcast is OPTA ten onrechte voorbij gegaan aan het feit dat zij niet met eigen systemen, die wederom uitsluitend voor regionale omroep gebruikt kunnen worden, kan concurreren met KPN. OPTA had een mededingingsrechtelijke analyse moeten uitvoeren inzake de economische niet dupliceerbaarheid van de bestaande antennesystemen. Het dupliceren van de bestaande systemen zou leiden tot volstrekt inefficiënte investeringen, omdat bedoelde antennesystemen, die KPN wil verwijderen, nergens anders meer bruikbaar voor zijn en dus naar de opslag gaan of worden vernietigd.
3.6 Dat KPN de bestaande antennesystemen ter overname heeft aangeboden is volgens Broadcast mededingingsrechtelijk gezien alleen een alternatief voor medegebruik als de investeringskosten (de overnameprijs) vergelijkbaar zouden zijn met de investeringskosten die Broadcast op grond van artikel 3.11 Tw zou moeten betalen en die KPN in haar eigen bieding kan meenemen, maar dit is niet het geval. Voor de vrijwel volledig afgeschreven systemen vraagt KPN een bedrag van € 386.100,-- (niet: € 366.100,--) hetgeen zou betekenen dat Broadcast op een onoverbrugbare achterstand wordt gezet in de aanbesteding van ROOS, reden waarom een verticaal geïntegreerde onderneming als KPN haar infrastructuur tegen een kostengeoriënteerde vergoeding ter beschikking zal moeten stellen. Ten onrechte heeft OPTA in het bestreden besluit de overnameprijs vergeleken met de door Broadcast geraamde kosten voor het plaatsen van nieuwe systemen. OPTA had de overnamekosten moeten vergelijken met de investeringskosten van KPN, die nagenoeg nihil zijn en met welke kosten Broadcast moet concurreren, en die in het kostengeoriënteerde tarief zouden moeten zijn verwerkt. Het bestreden besluit is voorts innerlijk tegenstrijdig waar OPTA enerzijds stelt dat het bod van KPN haar niet onredelijk voorkomt en anderzijds stelt dat zij niet de redelijkheid van de hoogte van het bod kan beoordelen, aldus Broadcast. Dat er verder sprake zou zijn van verdere onderhandelingen is een misvatting volgens Broadcast, aangezien het verschil tussen een kostengeoriënteerde medegebruiksvergoeding en het openingsbod van KPN zo groot is, dat duidelijk is dat partijen niet zouden uitkomen op een overnameprijs die vergelijkbaar is met kostengeoriënteerde huurtarieven.
3.7 Broadcast heeft gesteld dat uit het voorgaande volgt dat er geen realistische alternatieven voor het medegebruik bestaan en dat alleen sprake kan zijn van een gelijk speelveld wanneer beide deelnemers aan de aanbesteding van ROOS een gelijke startpositie hebben op de infrastructuurmarkt en tegen identieke voorwaarden en (wholesale)prijzen gebruik kunnen maken van de voor de transmissie noodzakelijke en essentiële infrastructuur. KPN heeft volgens Broadcast alleen een concurrentiële reden om haar te dwarsbomen, aangezien KPN de antennesystemen in medegebruik kan geven om daar vervolgens – dankzij de rendementsregulering – geld mee te verdienen. Het weghalen van de antennesystemen kost KPN alleen maar geld.
3.8 OPTA is ten onrechte niet ingegaan op het betoog van Broadcast dat, nu KPN een zo onredelijke overnameprijs vraagt, de facto wel sprake is van schaarste, waardoor concurrentie op de markt voor omroepzendernetwerken onmogelijk wordt, aldus Broadcast.
3.9 Voorts heeft Broadcast aangevoerd dat OPTA ten onrechte in het bestreden besluit niet is ingegaan op de aanvraag voorzover die is gebaseerd op non-discriminatie, een zelfstandige grondslag voor het verzoek tot medegebruik.
3.10 OPTA is in de ogen van Broadcast verder ten onrechte en op onjuiste gronden voorbij gegaan aan haar verzoek om een verplichting tot het toestaan van medegebruik te baseren op artikel 3.13 Tw.
3.11 Nu KPN de antennesystemen tegen geen of zeer lage kosten kan aanbieden aan ROOS en Broadcast dat niet kan en Broadcast wordt gedwongen door KPN om onnodig en dus inefficiënt te investeren, wordt Broadcast evident in een achterstandspositie geplaatst in de aanbesteding, hetgeen niet alleen leidt tot inefficiënte investeringen, maar ook tot economische schade bij ROOS en de regionale omroepen, nu die worden geconfronteerd met extra en onnodig hoge kosten, die in het verleden al door die partijen zijn betaald toen Nozema, de rechtsvoorgangster van KPN, de transmissie verzorgde. Broadcast heeft één en ander onderbouwd in haar rapport van juni 2008 en OPTA is daar onvoldoende op ingegaan, aldus Broadcast.
3.12 Broadcast heeft verder gewezen op het belang van milieubescherming, dat tevens aan artikel 3.11 Tw ten grondslag ligt. De huidige antennesystemen, die uitsluitend kunnen worden gebruikt voor de regionale publieke omroepfrequenties, voldoen nog prima. Indien KPN die systemen bij verlies van de aanbesteding van de hand zou doen, belanden ze op de schroothoop en zou Broadcast ze onnodig moeten dupliceren.