ECLI:NL:CBB:2008:BF0916
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.R. Eggeraat
- M.A. van der Ham
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Subsidieverlening voor duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties
In deze zaak heeft de Maatschap A, gevestigd te B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarbij het bezwaar van appellante tegen de toewijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties ongegrond is verklaard. De aanvraag, ingediend op 19 december 2006, betrof een biomassavergistingsinstallatie. Appellante stelde dat er een kennelijke vergissing was gemaakt in de opgave van de verwachte productiecapaciteit, die gebaseerd was op één motor in plaats van twee. De Minister had de aanvraag goedgekeurd op basis van een maximale jaarlijkse productie van 6.391 MWh, wat volgens appellante niet overeenkwam met de werkelijke capaciteit van de installatie.
Tijdens de zitting op 20 mei 2008 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van appellante als vertegenwoordigers van de Minister aanwezig waren. Appellante voerde aan dat de Minister ten onrechte de door haar opgegeven productiehoeveelheid had gehandhaafd, ondanks de tegenstrijdigheden in de aanvraag. De Minister erkende de tegenstrijdigheid, maar stelde dat de productiehoeveelheid technisch haalbaar was met één motor en dat de aanvraag niet voldoende onderbouwd was om de productiehoeveelheid te verdubbelen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister terecht de in de aanvraag opgegeven raming van de maximale jaarlijkse hoeveelheid te produceren duurzame elektriciteit als uitgangspunt had genomen. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een vergissing die tot vernietiging van het bestreden besluit zou moeten leiden. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.