ECLI:NL:CBB:2008:BD2840
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- E.R. Eggeraat
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van een algemeen verbindend voorschrift in het kader van subsidieaanvraag duurzame elektriciteit
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 mei 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een agrarisch ondernemer, en de Minister van Economische Zaken over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties. Appellante had een aanvraag ingediend voor subsidie voor de oprichting van een biomassavergistingsinstallatie, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat de installatie als een uitbreiding van een bestaande vergistingsinstallatie werd beschouwd, waarvoor eerder subsidie was verleend. Het College oordeelde dat de Regeling geen ruimte biedt voor subsidie aan uitbreiders van bestaande installaties, en dat de afwijzing van de aanvraag derhalve terecht was.
De procedure begon met een beroep van appellante tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken van 23 juli 2007, waarin de bezwaren van appellante tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag ongegrond werden verklaard. Appellante voerde aan dat de Regeling ten onrechte was beperkt tot nieuwe vergistingsinstallaties en dat zij recht had op subsidie. Het College overwoog dat de Regeling specifiek was bedoeld voor nieuwe installaties en dat de bestaande installatie van appellante niet als nieuw kon worden aangemerkt, aangezien deze was uitgebreid met een warmtekrachtcentrale.
Het College concludeerde dat de Minister terecht had geoordeeld dat de subsidieaanvraag van appellante niet kon worden gehonoreerd, omdat de Regeling geen ontheffingsmogelijkheid biedt voor uitbreidingen van reeds bestaande installaties. De keuze om de Regeling te beperken tot nieuwe installaties werd niet als onredelijk beschouwd, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid die moet worden betracht bij de toetsing van algemeen verbindende voorschriften en de ruimte die de regelgever heeft bij het vaststellen van subsidieregels.