ECLI:NL:CBB:2008:BD1927
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve in het kader van de GLB-inkomenssteun
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvraag voor toeslagrechten uit de nationale reserve werd afgewezen. De procedure begon met een aanvraag van appellant op 11 april 2006, waarbij hij verzocht om vaststelling van zijn toeslagrechten. De Minister had eerder op 22 september 2006 besloten dat appellant 4,50 toeslagrechten zou ontvangen, maar geen rechten uit de nationale reserve. Appellant stelde dat hij tijdig een aanvraag had ingediend en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn inventarisatieformulier als een aanvraag gold. De Minister stelde echter dat appellant niet tijdig had aangevraagd en dat hij niet aan de voorwaarden voldeed om toeslagrechten uit de nationale reserve te ontvangen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissing van de Minister niet op een deugdelijke motivering berustte. Het College oordeelde dat appellant wel degelijk tijdig een aanvraag had ingediend, en dat de Minister onvoldoende had aangetoond dat appellant niet aan de voorwaarden voldeed. Het College vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de Minister opnieuw op het bezwaar van appellant moest beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan appellant vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de overheid naar landbouwers over de aanvraagprocedures voor toeslagrechten en de verantwoordelijkheden van de aanvrager om tijdig de juiste aanvragen in te dienen. Het College heeft vastgesteld dat de Minister niet voldoende had gecommuniceerd over de noodzaak van een aparte aanvraag voor de nationale reserve, wat heeft geleid tot de verwarring bij appellant.