2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Aan appellant is op 12 juni 1984 is een vergunning op grond van de Wet verleend voor het exploiteren van een speelautomatenhal in het pand.
- Op 1 juli 1993 hebben appellant en Friesland Automaten B.V. (thans onderdeel van de JVH Groep, verder: JVH) een intentieverklaring getekend, waarin onder meer is bepaald dat (-) Blizzard Wizzard, een door partijen op te richten onderneming waarin ieder voor de helft zal deelnemen, de exploitatie van de speelautomatenhal overneemt en de benodigde vergunningen aanvraagt, (-) Pegro B.V. (ook onderdeel van JVH) de speelautomatenhal in eigendom verkrijgt en het achterstallig onderhoud voor haar rekening neemt en (-) appellant het pand van JVH huurt en dit in gebruik geeft aan Blizzard Wizzard. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de modernisering van de speelhal, de exclusieve levering van de speelautomaten door JVH en de gezamenlijke verdere exploitatie en winstdeling.
- Bij besluit van 19 april 1994 heeft verweerder aan Blizzard Wizzard een vergunning verleend voor de exploitatie van de speelautomatenhal in het pand.
- Op 13 mei 1995 hebben appellant en JVH een huurovereenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald dat appellant als huurder de speelhal mede in gebruik geeft aan Blizzard Wizzard en zich verbindt in de hal uitsluitend speelautomaten te plaatsen die afkomstig zijn van JVH.
- Verweerder heeft bij besluit van 16 juni 1999 het verzoek van Blizzard Wizzard om de zogenaamde halvergunning te verlengen, ingewilligd. De vergunning gold tot 19 april 2004.
- Bij brief van 17 december 2003 heeft appellant verweerder bericht dat hij zijn aandelen in Blizzard Wizzard heeft overgedragen aan JVH, waardoor hij niet langer geldt als (mede-)houder van de vergunning, en verzocht de vergunning voor de exploitatie van de speelautomatenhal op zijn naam te stellen.
- Bij brief van 1 april 2004 heeft Blizzard Wizzard verweerder verzocht de halvergunning op haar naam te verlengen, dan wel haar een nieuwe vergunning voor de exploitatie van de speelautomatenhal te verlenen.
- Lehmann Vastgoed B.V. heeft appellant bij brief van 28 april 2004 bericht dat de overeenkomst tot huur van het pand op 30 april 2005 van rechtswege zal eindigen dan wel, voor zover nodig, de huurovereenkomst tegen deze datum wordt opgezegd.
- Verweerder heeft bij besluit van 20 september 2004, verzonden op 13 oktober 2004, Blizzard Wizzard niet-ontvankelijk verklaard in haar aanvraag om vergunning.
- Bij besluit van gelijke datum heeft verweerder appellant de gevraagde vergunning verleend.
- Tegen beide besluiten heeft Blizzard Wizzard bij brieven van 22 november 2004 bezwaarschriften ingediend.
- Eind maart 2005 zijn op verzoek van appellant de automaten uit het pand verwijderd en is de exploitatie van de speelautomatenhal beëindigd.
- Op 13 april 2005 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Vervolgens heeft de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Gaasterlân-Sleat (hierna: de Commissie) aan verweerder advies heeft uitgebracht.
- Verweerder heeft bij besluit van 29 juni 2005 het bezwaar tegen het besluit tot verlening van de halvergunning aan appellant ongegrond verklaard en de aanvraag van Blizzard Wizzard alsnog geweigerd, omdat uit het geheel van de onderzochte feiten en omstandigheden is gebleken dat appellant de speelhal exploiteerde vóór het aangaan van de overeenkomsten in 1993-1995 en dat in deze positie geen wijziging van betekenis is gekomen, zodat appellant ondernemer in de zin van de Verordening is gebleven en als enige voor vergunningverlening in aanmerking komt.
- Blizzard Wizzard heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
- Appellant heeft verweerder bij brief van 3 november 2005 verzocht om een “verklaring van geen bezwaar op voorhand” voor het vestigen van een amusementscentrum in de C te B af te geven.
- De kantonrechter te Leeuwarden heeft bij beschikking van 25 november 2005 het verzoek van appellant om de ontruimingstermijn met één jaar te verlengen afgewezen, terwijl gelijktijdig het tijdstip van ontruiming van het pand is bepaald op 31 januari 2006, om 16:00 uur.
- Verweerder heeft appellant bij brief van 14 december 2005 laten weten het, in afwachting van de uitkomst van een bij het College aanhangig beroep, niet wenselijk te achten zich uit te spreken over het verzoek van appellant van 3 november 2005.
- Het College heeft bij uitspraak van 7 juni 2006 (www.rechtspraak.nl: LJN: AX8369) het beroep van Blizzard Wizzard gegrond verklaard, het besluit van 29 juni 2005 vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen.
- Bij vonnis van 18 september 2006, hersteld bij vonnis van 27 september 2006, heeft de kantonrechter te Leeuwarden appellant veroordeeld om het pand binnen één maand na betekening van de uitspraak te ontruimen.
- Op 20 september 2006 heeft de Commissie partijen opnieuw gehoord. Op dezelfde dag heeft de Commissie advies uitgebracht aan verweerder
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit van 1 november 2006 genomen.
- Op 14 november 2006 is het pand door de gerechtsdeurwaarder ontruimd.
- Blizzard Wizzard heeft de exploitatie van de hal op 8 december 2006 hervat.
- Bij besluit van 19 december 2006 heeft de Gemeenteraad afgewezen een verzoek van appellant tot verwijdering van de op het pand rustende horecabestemming, die het exploiteren van de speelautomatenhal in het pand planologisch mogelijk maakt.
- Bij brief van 20 december 2006 heeft appellant de voorzieningenrechter van het College verzocht om schorsing van voornoemd besluit.
- De voorzieningenrechter heeft het besluit van 1 november 2006 op 21 december 2006 geschorst totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
- Bij uitspraak van 24 januari 2007 (LJN: AZ9607) heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen en bepaald dat de voorlopige schorsing waartoe de voorzieningenrechter had besloten op 21 december 2006, komt te vervallen.
- Het gerechtshof te Leeuwarden heeft bij - inmiddels onherroepelijk geworden - beslissing van 7 februari 2007 het door appellant tegen de beschikking van de kantonrechter van 25 november 2005 ingestelde hoger beroep verworpen.
- Bij - inmiddels onherroepelijk geworden - arrest van 21 maart 2007 heeft voornoemd gerechtshof het vonnis van 18 september 2006 in essentie bekrachtigd.
- De kantonrechter te Leeuwarden heeft appellant bij vonnis van 22 augustus 2007 veroordeeld tot betaling aan JVH van door JVH gederfde huurpenningen voor het pand over de periode 1 mei 2005 tot en met 1 november 2006.