ECLI:NL:CBB:2008:BC8671
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake de Winkeltijdenwet en de status van een kapsalon als winkel
In deze zaak heeft verzoekster, een kapsalonhouder, bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester en wethouders van Amstelveen, waarin werd geoordeeld dat haar kapsalon als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet wordt beschouwd. Dit besluit, genomen op 7 februari 2008, weigerde verzoekster toestemming om op zondag geopend te zijn. Verzoekster heeft op 6 maart 2008 bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 31 maart 2008 zijn de gemachtigden van beide partijen verschenen, evenals de echtgenoot van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de definitie van een winkel volgens de Winkeltijdenwet, die stelt dat een winkel een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte is waar goederen aan particulieren worden verkocht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de indruk die de kapsalon wekt, niet bepalend is voor de status als winkel. Cruciaal is of er daadwerkelijk goederen worden verkocht. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van 7 februari 2008 waarschijnlijk niet in stand kan blijven, omdat het niet in overeenstemming is met de wet.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten om het besluit van 7 februari 2008 te schorsen en te bepalen dat de kapsalon van verzoekster geen winkel is in de zin van de Winkeltijdenwet, zolang er geen goederen worden verkocht. Tevens zijn de proceskosten van verzoekster vergoed en is het griffierecht terugbetaald. Deze uitspraak biedt duidelijkheid over de status van kapsalons onder de Winkeltijdenwet, vooral in situaties waarin geen goederen worden verkocht.