ECLI:NL:CBB:2008:BC4730

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/132
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • F. Stuurop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar GLB-inkomenssteun

In deze zaak heeft appellant, A, bezwaar gemaakt tegen de mededeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de registratie van zijn voederareaal in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun. De registratie van 71.91 ha werd door de minister vastgesteld, terwijl appellant meende dat dit 72.47 ha moest zijn. Het bezwaar van appellant werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 19 december 2007 werd het standpunt van appellant toegelicht door zijn gemachtigde, J.J.G. van der Voort, en was er ook een derde persoon aanwezig die de zaak ondersteunde.

Het College oordeelde dat de brief van de minister van 22 april 2006, waarin de oppervlakte voederareaal werd vastgesteld, geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Dit omdat de brief niet gericht was op rechtsgevolg, maar enkel een mededeling betrof. Het College verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd vastgesteld dat dergelijke registraties louter voorbereidende handelingen zijn voor toekomstige beslissingen, zoals aanvragen voor subsidies.

Uiteindelijk concludeerde het College dat de minister terecht het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had verklaard, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Stuurop, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 6 februari 2008.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
zesde enkelvoudige kamer
AWB 07/132 6 februari 2008
5134 Regeling GLB-inkomenssteun
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: J.J.G. van der Voort, werkzaam bij V&H Accountancy B.V. te Oss,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. L.C. Commandeur, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 26 mei 2006- bij verweerder ontvangen op 30 mei 2006- bezwaar gemaakt tegen verweerders mededeling bij brief van 22 april 2006 dat voor hem, naar aanleiding van zijn verzamelaanvraag 2005 in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun, een voederareaal is geregistreerd van 71.91 ha.
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 27 februari 2007, bij het College ontvangen op 1 maart 2007, heeft appellant beroep ingesteld tegen het besluit van 30 januari 2007.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2007. Partijen hebben aldaar hun standpunt toegelicht bij monde van hun gemachtigden. Van de zijde van appellant was verder C aanwezig.
2. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder meer het volgende overwogen:
“ Een belanghebbende kan slechts bezwaar maken tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb). Onder een besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een besluit in bovenstaande zin dient derhalve gericht te zijn op enig rechtsgevolg.
De brief van 22 april 2006 betreft – voor zover het om de oppervlakte voederareaal gaat – geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Deze brief beoogt (onder andere) mee te delen dat uw opgave voederareaal is gecontroleerd en al dan niet in overeenstemming is met hetgeen door u is opgegeven. De registratie van het voederareaal heeft (nog) geen rechtsgevolg. De brief van 22 april 2006 is – voor zover het om de oppervlakte voederareaal gaat – geen beslissing waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Ten overvloede wil ik nog opmerken dat u eventueel bezwaar kunt maken tegen de geregistreerde oppervlakte voederareaal, indien u een beslissing ontvangt waarbij deze registratie wel rechtsgevolg heeft; dit zou bijvoorbeeld een beslissing op een door u ingediende aanvraag voor een stieren-, ossen en/of zoogkoeienpremie, of een beslissing in het kader van uw Minas-aangifte kunnen zijn. (…)”
3. Het standpunt van appellant
In beroep heeft appellant gemotiveerd aangevoerd dat en waarom de te registreren oppervlakte voederareaal naar zijn mening, conform zijn opgave, moet worden vastgesteld op 72.47 ha.
Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat het voor de vaststelling van zijn toeslagrechten, voor de mestboekhouding en voor de hoogte van de te betalen pachtprijs van belang is te weten hoe groot zijn voederareaal precies is.
4. De beoordeling van het geschil
Verweerders brief van 22 april 2006, waarbij de voor appellant geregistreerde oppervlakte voederareaal, in afwijking van zijn opgave, wordt vastgesteld op 71.91 ha, houdt geen rechtshandeling in, omdat deze niet op rechtsgevolg is gericht. De oppervlakte voederareaal wordt onder meer gebruikt bij de vaststelling van het maximum aantal grootvee-eenheden (GVE) waarvoor appellant stieren-, ossen-, en/of zoogkoeienpremie kan aanvragen. Daarnaast is deze ook van belang bij de Minas-aangifte.
In dit verband is - zoals het College in vaste jurisprudentie, onder meer in de uitspraken van 7 november 2001 ( Awb 00/494; < www.rechtspraak.nl>, LJN AD 5555) en die van 31 augustus 2005 (Awb 04/834; < www.rechtspraak.nl>, LJN AU 2012), heeft overwogen - de vaststelling van de oppervlakte voederareaal louter een voorbereidingshandeling voor de beslissing op bijvoorbeeld een aanvraag om subsidie voor runderen in het kader van de Regeling dan wel beslissingen in het kader van de Minas-aangifte. Grieven betreffende de vaststelling van de oppervlakte voederareaal dienen dan ook, zoals verweerder reeds in de mededeling van 22 april 2006 heeft aangegeven, in het kader van een bezwaarprocedure tegen de beslissing op dergelijke aanvragen aan de orde te komen.
Op grond van het voorgaande is de slotsom dat verweerder zijn brief van 22 april 2006, voorzover deze betrekking heeft op de registratie van voederareaal, terecht niet heeft aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Bij het bestreden besluit is het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep van appellant dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
5. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F.Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2008.
w.g. F. Stuurop w.g. F.W. du Marchie Sarvaas