Ook met betrekking tot activiteiten waarbij ten laste van de staatsmiddelen aan ondernemingen een op geld waardeerbaar voordeel wordt toegekend, dient naar het oordeel van het College, gelet op de in hogervermeld arrest gegeven criteria, te worden nagegaan of deze, wegens hun aard en doel en de regels waaraan zij zijn onderworpen, al dan niet buiten de sfeer van het economisch verkeer vallen dan wel neerkomen op de uitoefening van overheidsprerogatieven. Als dit niet het geval is, is sprake van een economische activiteit en is, ongeacht de rechtsvorm van de entiteit die de activiteit verricht, de Mw van toepassing. NMa heeft nagelaten zodanig onderzoek te verrichten. Het College is daarom, evenals de rechtbank, van oordeel dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), omdat het niet met voldoende zorgvuldigheid is voorbereid en niet wordt gedragen door de eraan ten grondslag gelegde motivering.
5.5 Het College deelt evenwel niet het oordeel van de rechtbank dat NMa een nieuw besluit dient te nemen. Het College overweegt hiertoe dat, ook indien uit nader onderzoek zou blijken dat de gedraging een economische activiteit behelst, in welk geval de gemeente zou hebben gehandeld als onderneming, vast staat dat de klacht van B/A terecht is afgewezen aangezien de gedraging geen strijd oplevert met het bepaalde in de artikelen 6, eerste lid, en 24, eerste lid, Mw. De bepaling van een lage of symbolische prijs in een huur- of pachtovereenkomst leidt behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan B/A in hun klacht noch in de verdere procedure melding hebben gemaakt, niet tot afstemming van marktgedrag, zodat a fortiori evenmin sprake is van afstemming die er toe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Al evenmin is de gedraging van de gemeente - de gronduitgifte voor een symbolisch bedrag - aan te merken als misbruik van een machtspositie op de markt voor (de exploitatie van) buitensportterreinen, zoals de klacht luidt. Zo al sprake zou zijn van een economische machtspositie van de gemeente Castricum op de door B/A geïdentificeerde markt voor (de exploitatie van) buitensportterreinen, dan nog bevat de klacht van B/A geen enkel aanknopingspunt voor onderzoek dat tot de slotsom zou kunnen leiden dat de gemeente Castricum deze economische machtspositie door lage of symbolische huur- of pachtprijzen zou uitbuiten om voordelen te behalen die in een situatie van voldoende concurrentie niet gerealiseerd hadden kunnen worden. Evenmin bevat de klacht van B/A enig aanknopingspunt voor nader onderzoek dat tot de conclusie zou kunnen leiden dat sprake is van misbruik doordat de gemeente Castricum haar eigen positie versterkt ten opzichte van concurrenten.
In deze omstandigheden – en gelet ook op het tijdsverloop sedert het indienen van de klacht – acht het College een nader onderzoek van NMa naar de aard en het doel van de gronduitgifte en het vervolgens, met inachtneming van de resultaten, opnieuw beslissen door NMa op het bezwaar tegen de handhaving van de afwijzing van de klacht van B/A niet zinvol. Daarom wordt met toepassing van artikel 8:72, derde lid Awb bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
5.6 Aangezien het beroep van B/A gegrond is verklaard en het besluit van NMa is vernietigd ziet het College aanleiding NMa te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank aan de zijde van B/A. Deze zijn door de rechtbank in de door hem als zwaar beoordeelde zaak vastgesteld op € 966,-. Tevens dient het in de procedure bij de rechtbank door B/A betaalde griffierecht aan hen te worden vergoed. Voor een veroordeling van een der partijen in de kosten van de procedure in hoger beroep acht het College geen termen aanwezig.