5. De beoordeling van het geschil
5.1 Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting is het College gebleken dat verweerder op basis van de perceelshistorie van perceel 3 - het afgewezen perceel 3 is elk jaar als grasland opgegeven - tot de conclusie is gekomen dat dit perceel in de referentieperiode met gras beteeld is geweest. Bestudering van satellietbeelden van 1999 en 2000 door een deskundige van GeoRas, naar aanleiding van de stelling van appellante dat er op het perceel mogelijk bollen hebben gestaan, ondersteunt slechts die conclusie van verweerder. Het College ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de door de deskundige van GeoRas gegeven interpretatie van de satellietbeelden te twijfelen.
Appellante heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het perceel in de referentieperiode anders dan als grasland in gebruik is geweest. Het door appellante in bezwaar en beroep overgelegde beeldmateriaal van AEROGRID is, anders dan appellante stelt, bij de besluitvorming door verweerder betrokken. Immers, juist op basis van deze beelden is appellante ten aanzien van het gebruik van de percelen 21 en 22 het voordeel van de twijfel gegund. Bestudering van het juni beeld 2003 van perceel 3 heeft verweerder er overigens niet van kunnen overtuigen dat toen op perceel 3 een akkerbouwgewas heeft gestaan. Het argument van appellante in beroep, dat het perceel 3 in 2003 als tijdelijk en niet als blijvend grasland is opgegeven met het oog op de teelt van snijmais in 2004, is voor het College onvoldoende reden om dit beeld bij de beoordeling te betrekken.
5.2 Appellante wenst met haar subsidiaire betoog, dat bij de opgave van perceel 3 sprake is van een kennelijke fout, te bereiken dat zij haar aanvraag alsnog mag wijzigen. Wijziging van de aanvraag nadat daarop door verweerder is beslist is immers, gelet op de wettelijke bepalingen, uitsluitend nog mogelijk indien sprake is van een dergelijke fout in de aanvraag.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een kennelijke fout hanteert verweerder als uitgangspunt het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese Commissie. Het College heeft in vaste jurisprudentie uitgesproken dat aanvaardbaar te achten.
Van een kennelijke fout kan over het algemeen alleen worden gesproken indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
5.3 Het College is van oordeel dat verweerder in dit geval redelijkerwijs niet kan vaststellen dat appellante, in tegenstelling tot haar opgave, met haar aanvraag voor perceel 3 geen subsidie had willen aanvragen. Het overweegt daartoe als volgt.
Appellante heeft slechts betoogd dat het verweerder, indien hij zijn eigen site met gegevens betreffende subsidiewaardigheid van percelen bij de controle van de aanvraag had geraadpleegd, moet zijn opgevallen dat appellante mogelijk een niet steunwaardig perceel voor subsidie had opgegeven. Verweerder had appellante, naar haar mening, hierop moeten wijzen en haar de gelegenheid moeten bieden de aanvraag aan te passen.
Ten aanzien van dit betoog merkt het College op dat er geen verplichting voor verweerder bestaat om een aanvrager hierop te attenderen.
Verweerder moest bovendien rekening houden met de mogelijkheid dat appellante eigen redenen zou kunnen hebben om te menen dat het betrokken perceel wel steunwaardig was. Het feit dat de gegevens op de site ook volgens verweerder niet altijd juist hoeven te zijn, brengt mee dat verweerder hier niet tot een ambtshalve aanpassing van een aanvraag kan overgaan. Bij een te groot opgegeven topografisch perceel is een ambtshalve correctie wel mogelijk, omdat vaststaat dat een perceel niet groter kan zijn dan de op de topografische kaart aangegeven oppervlakte.
5.4 Appellante heeft geen argumenten aangedragen ter onderbouwing van haar grief dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 68 van Verordening (EG) nr. 796/2004.
5.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling acht het College geen termen aanwezig.