ECLI:NL:CBB:2007:BC1329
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering van een vergunning voor kansspelautomaten in een horecagelegenheid
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 oktober 2007 uitspraak gedaan over de weigering van een vergunning voor het plaatsen van kansspelautomaten in een horecagelegenheid. Verzoeker, A, h.o.d.n. B, te C, had op 12 juni 2007 een aanvraag ingediend voor een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten. De burgemeester van Utrecht, verweerder, heeft deze aanvraag op 22 augustus 2007 afgewezen, omdat de horecagelegenheid van verzoeker als laagdrempelig werd aangemerkt. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij behandeld zou worden als ware hij in het bezit van de gevraagde vergunning.
De voorzieningenrechter heeft op 23 oktober 2007 de zaak behandeld. Verzoeker stelde dat de inkomsten uit de kansspelautomaten essentieel waren voor zijn bedrijfsvoering en dat hij al jaren een vergunning had gehad. Hij betoogde dat de inrichting voldeed aan de eisen en dat de burgemeester niet duidelijk had gemaakt welke aanpassingen nodig waren. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de horecagelegenheid van verzoeker niet voldeed aan de vereisten voor een hoogdrempelige inrichting, omdat de afhaalruimte in open verbinding stond met het restaurant en er geen sprake was van een besloten ruimte.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de weigering van de vergunning niet onrechtmatig was, aangezien verzoeker sinds het aflopen van zijn vergunning op 31 mei 2007 zonder vergunning had geopereerd en er geen handhaving was opgetreden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd.