ECLI:NL:CBB:2007:BB7215

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/889
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • M.A. van der Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake varkensrechten

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 29 november 2006 is genomen. Dit besluit betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar van appellant tegen het overzicht van geregistreerde productierechten, dat op 16 augustus 2006 aan hem is verstuurd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de registratie van de overdracht van 1.500 varkensrechten van BAVAR B.V. naar hemzelf. De Minister heeft in zijn besluit overwogen dat het bezwaar van appellant kennelijk ongegrond is, omdat de registratie van de overdracht correct was verwerkt en het bezwaar zich feitelijk richtte tegen de berekening van de varkensrechten op basis van de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv).

De procedure begon met de indiening van het beroep op 5 december 2006. De Minister heeft op 2 februari 2007 een verweerschrift ingediend. De zitting vond plaats op 25 oktober 2007, waarbij de Minister zijn standpunt heeft toegelicht. Appellant is niet verschenen. Het College heeft vastgesteld dat de overdracht van varkensrechten correct was geregistreerd en dat het bezwaar van appellant niet kon leiden tot een wijziging van de registratie.

Appellant heeft aangevoerd dat hem ten onrechte 2.000 varkenseenheden zijn onthouden bij de berekening van zijn varkensrechten. Hij stelt dat de mestproductierechten van de maatschap A-C, die in 1996 waren geregistreerd, niet zijn meegenomen in de berekening. Het College heeft echter geoordeeld dat het bestreden bedrijfsoverzicht geen besluit inhoudt met betrekking tot de varkensrechten en dat de gronden van appellant geen afbreuk doen aan de juistheid van het overzicht.

Het College heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining als griffier, op 1 november 2007.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 06/889 1 november 2007
16500 Wet herstructurering varkenshouderij
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F. Nijnuis, werkzaam bij Dienst Regelingen te Assen.
1. De procedure
Appellant heeft bij een op 5 december 2006 binnengekomen brief beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 november 2006.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen het overzicht geregistreerde productierechten, met volgnummer 3, dat bij brief van 16 augustus 2006 aan appellant is verstuurd.
Bij brief van 2 februari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 25 oktober 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij verweerder bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt nader heeft toegelicht. Appellant is, overeenkomstig zijn op 24 oktober 2007 per fax ontvangen schrijven, niet ter zitting verschenen.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 25 oktober 2005 heeft verweerder een formulier ontvangen waarbij kennis is gegeven van de overdracht van 1.500 eenheden varkensrecht van BAVAR B.V. aan appellant.
- Na verwerking van dat formulier heeft verweerder appellant op 16 augustus 2006 een nieuw overzicht van de voor hem geregistreerde productierechten toegestuurd.
- Appellant heeft tegen dat overzicht op 18 augustus 2006 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Het bestreden besluit houdt een ongegrondverklaring van het bezwaar in.
Voorzover van belang heeft verweerder daartoe overwogen dat bij het op 16 augustus 2006 aan appellant gezonden overzicht, in overeenstemming met de op 25 oktober 2005 ontvangen kennisgeving, de registratie van de overdracht van een varkensrecht van 1.500 varkenseenheden door BAVAR B.V. aan appellant is meegedeeld.
Het bezwaar van appellant richt zich feitelijk niet tegen die registratie, maar tegen de berekening van het varkensrecht van appellant op grond van de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv). Tegen een dergelijke rechtstreeks uit de wet voortvloeiende berekening kan volgens vaste jurisprudentie van het College geen bezwaar worden gemaakt of beroep worden ingesteld.
Verweerder is van mening dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is en heeft er in verband hiermee vanaf gezien appellant naar aanleiding van zijn bezwaar te horen.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft aangevoerd dat hem bij de berekening van zijn varkensrechten ingevolge de Whv ten onrechte 2.000 varkenseenheden zijn onthouden. Op het vroegere mestnummer van de maatschap A C stonden mestproductierechten geregistreerd, die na de inwerkingtreding van de Whv zijn omgezet in 2.000 varkensrechten. Weliswaar is per
1 januari 1997 158 ha pachtgrond afgesplitst van het bedrijf van de maatschap A-C, zoals dat bedrijf in 1996 werd geëxploiteerd te D, maar die pachtgrond is met ingang van genoemde datum toegevoegd aan de maatschap A-C, zoals die vanaf 1997 te B is gevoerd. Dit brengt naar de opvatting van appellant mee dat de op basis van de mestproductie in 1996 te D berekende of te berekenen varkensrechten hadden moeten worden geregistreerd ten name van het sedert 1 januari 1997 gevoerde bedrijf.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Op 16 augustus 2006 is aan appellant overeenkomstig een door hem als verkrijger (en BAVAR B.V. als vervreemder) kennisgegeven overdracht van varkensrechten een nieuw overzicht van zijn productierechten toegezonden. Niet in geschil is dat die overdracht bij dat overzicht op juiste wijze is verwerkt.
Appellant heeft in bezwaar, evenals in beroep, aan de orde gesteld dat zijns inziens bij de berekening van zijn varkensrechten ingevolge de Whv ten onrechte geen rekening is gehouden met de in 1996 op naam van de maatschap A-C gerealiseerde mestproductie.
Het College stelt vast dat het door appellant bestreden bedrijfsoverzicht geen besluit inhoudt met betrekking tot zijn varkensrechten ingevolge de Whv. Aangezien de daarmee verband houdende en in bezwaar aangevoerde gronden geen afbreuk kunnen doen aan de juistheid van het bedrijfsoverzicht van 16 augustus 2006 en derhalve niet tot het ongedaan maken van de daarbij meegedeelde registratie van de overdracht kunnen leiden, heeft verweerder het bezwaar van appellant met juistheid ongegrond verklaard.
5.2 Het beroep is derhalve ongegrond.
5.4 Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2007.
w.g. M.A. van der Ham w.g. A. Bruining