ECLI:NL:CBB:2007:BB7214

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/480
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • M.A. van der Ham
  • A. Bruining
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake registratie varkensrechten

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, dat op 29 juni 2007 is genomen. Dit besluit betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar van appellant tegen een overzicht van geregistreerde productierechten, dat op 8 mei 2007 aan hem is toegestuurd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de afboeking van 810 varkenseenheden, die volgens hem ten onrechte is verwerkt. De procedure begon met een brief van appellant op 2 juli 2007, waarna het onderzoek ter zitting op 25 oktober 2007 heeft plaatsgevonden. Appellant is niet verschenen, maar verweerder heeft zijn standpunt toegelicht.

De kern van het geschil draait om de registratie van de overdracht van varkensrechten van C aan appellant, die op 13 december 2006 heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat de registratie van de overdracht correct is, maar dat het bezwaar van appellant feitelijk niet tegen de registratie zelf is gericht, maar tegen de berekening van zijn varkensrechten op basis van de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv). Verweerder meent dat tegen deze berekening geen bezwaar kan worden gemaakt.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vastgesteld dat er geen afschrift van het bezwaarschrift van appellant in de stukken aanwezig is, waardoor het College niet kan nagaan welke gronden appellant heeft aangevoerd. Het College concludeert dat het bestreden besluit ten onrechte als kennelijk ongegrond is verklaard. Het beroep van appellant wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen. Tevens wordt het door appellant betaalde griffierecht van € 143,- aan hem vergoed.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Vijfde enkelvoudige kamer
AWB 07/480 1 november 2007
16500 Wet herstructurering varkenshouderij
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F. Nijnuis, werkzaam bij Dienst Regelingen te Assen.
1. De procedure
Appellant heeft brief van 2 juli 2007, bij het College binnengekomen op 3 juli 2007, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 juni 2007.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen het overzicht geregistreerde productierechten, volgnummer 5, dat met begeleidende brief van 8 mei 2007 aan appellant is verstuurd.
Bij brief van 16 augustus 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 25 oktober 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij verweerder bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt nader heeft toegelicht. Appellant is, overeenkomstig zijn op 24 oktober 2007 per fax ontvangen schrijven, niet ter zitting verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 13 december 2006 heeft verweerder een formulier ontvangen waarbij kennis is gegeven van de overdracht van een varkensrecht van 810 varkenseenheden van C aan appellant.
- Op 8 mei 2007 heeft verweerder appellant een overzicht van de voor hem geregistreerde productierechten - met volgnummer 5 - toegestuurd, waarbij met ingang van 31 december 2006 een afboeking van 810 varkenseenheden is verwerkt.
- Appellant heeft tegen dat overzicht op 23 mei 2007 bezwaar gemaakt.
- Op 29 juni 2007 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het verweer
Het bestreden besluit houdt een ongegrondverklaring van het bezwaar in.
Voorzover van belang heeft verweerder daartoe overwogen dat bij het op 8 mei 2007 aan appellant gezonden overzicht, in overeenstemming met de op 13 december 2006 ontvangen kennisgeving, de registratie van de overdracht van een varkensrecht van 810 varkenseenheden door C aan appellant is meegedeeld.
Het bezwaar van appellant richt zich volgens verweerder feitelijk niet tegen die registratie, maar tegen de berekening van het varkensrecht van appellant op grond van de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv). Tegen een dergelijke rechtstreeks uit de wet voortvloeiende berekening kan volgens vaste jurisprudentie van het College geen bezwaar worden gemaakt of beroep worden ingesteld.
Verweerder is van mening dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is en heeft er in verband hiermee vanaf gezien appellant naar aanleiding van zijn bezwaar te horen.
Bij het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat hij niet meer beschikt over een afschrift van het bezwaarschrift, zodat dit niet bij de stukken is overgelegd.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft in beroep - onder verwijzing naar zijn beroep in zaak nr. AWB 06/889 - aangevoerd dat hem bij de berekening van zijn varkensrechten ingevolge de Whv ten onrechte 2.000 varkenseenheden zijn onthouden en heeft voorts verwezen naar een bij het beroepschrift gevoegd overzicht van door hem in het jaar 2005 aangekochte varkensrechten.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt voorop dat zich bij de stukken geen afschrift bevindt van het bezwaarschrift van appellant. Derhalve kan door het College - mede met het oog op artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) - niet worden nagegaan welke gronden appellant tegen het primaire besluit van 8 mei 2007 heeft aangevoerd.
5.2 Het College stelt vervolgens vast dat in het bestreden besluit is vermeld dat bij het overzicht van 8 mei 2006 (volgnummer 5) de registratie van de op 13 december 2006 kennisgegeven overdracht van C aan appellant is meegedeeld.
Hiervan uitgaande kan het College niet anders concluderen dan dat het overzicht, waarbij ten aanzien van het bedrijf van appellant een afboeking met 810 varkenseenheden heeft plaatsgevonden, terwijl de kennisgeving betrekking had op een overdracht van dat aantal varkenseenheden aan appellant, onjuist is.
5.3 Het vorenstaande, in verbinding met het ontbreken van een afschrift van het bezwaar van appellant waarvan het risico naar het oordeel van het College voor verweerder behoort te komen, brengt mee dat bij het bestreden besluit het bezwaar van appellant ten onrechte (kennelijk) ongegrond heeft verklaard.
5.4 Het beroep is derhalve gegrond, het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder zal opnieuw op het bezwaar van appellant moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Met het oog daarop overweegt het College als volgt.
5.5 In het verweerschrift heeft verweerder - onder meer - gesteld dat tussen appellant en C een bijzondere afspraak is gemaakt met betrekking tot de (benutting van de) 810 varkenseenheden en dat deze rechten na een periode van 2 jaar teruggeboekt zouden worden naar appellant. Indien deze stelling juist is - de gedingstukken geven daaromtrent geen enkel uitsluitsel - is niet zonder meer uit te sluiten dat bij het op 8 mei 2007 aan appellant gezonden overzicht terecht een afboeking, in plaats van een bijboeking heeft plaatsgevonden. Indien dit het geval is en voormeld overzicht derhalve, anders dan door verweerder gesteld, niet (slechts) de reactie vormt op de kennisgeving die verweerder op 13 december 2006 heeft ontvangen, dient dit bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar te worden gemotiveerd.
5.6 Ten overvloede wijst het College er op dat de door appellant in beroep aangevoerde gronden geen verband hebben met de overgedragen 810 varkensrechten als hiervoor vermeld en derhalve niet tot een andere uitkomst kunnen leiden.
5.7 Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb, aangezien van daarvoor in aanmerking kosten niet is gebleken.
Het door appellant betaalde griffierecht van € 143,- dient aan hem te worden vergoed.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar van appellant van 23 mei 2006 te beslissen;
- bepaalt dat de Staat het door appellant betaalde griffierecht ad € 143,- (zegge: honderddrieënveertig euro) aan hem
vergoedt.
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2007.
w.g. M.A. van der Ham w.g. A. Bruining