2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- In 1980 is voor de exploitatie van een speelautomatenhal aan de A te B een vergunning verleend aan City Cinema Bowling B.V., met als enig aandeelhouder D Beheer B.V. en als directeur de heer D senior en na diens overlijden zijn zoon (hierna gezamenlijk aangeduid als: de gewezen vergunninghouder).
- Op 1 december 1986 is de herziene Wet op de kansspelen in werking getreden, waarin zijn opgenomen de huidige artikelen 30b en 30c. Hiermee is de verleende vergunning vervallen.
- De Raad van de gemeente B heeft op 26 mei 1988 beslist geen verordening op de speelautomatenhallen vast te stellen. Als gevolg hiervan kon verweerder geen vergunning meer verlenen voor het exploiteren van speelautomatenhallen.
- Het College van Burgemeester en Wethouders van B (hierna: B & W) heeft bij brief van 21 december 1992 jegens de gewezen vergunninghouder uitgesproken dat hoewel de politieke signalen in de richting van sanering lijken te gaan, nog geen sprake is van een definitief toekomstbeeld en dat een gesprek op prijs zou worden gesteld.
- Op 3 februari 1993 heeft een gesprek plaatsgevonden over de toekomst van de hal, waaraan onder meer de gewezen vergunninghouder en een wethouder hebben deelgenomen.
- De naam van City Cinema Bowling B.V., is in 1993 gewijzigd in A B.V..
- In 1993 en 1994 zijn in de gemeente B Evaluatie Nota’s Gokbeleid opgesteld. In de nota uit 1994 wordt als vigerend beleid aangeduid het voorbereiden van een definitieve sluitingsregeling voor de speelautomatenhal.
- Op 3 december 1997 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen onder meer een wethouder en de gewezen vergunninghouder over de beëindiging van de exploitatie. De vergunninghouder heeft ten vervolge op dat gesprek het gemeentebestuur meegedeeld niet te willen meewerken aan de sluiting van de speelautomatenhal.
- Blijkens een naar aanleiding hiervan opgestelde interne nota heeft B & W op 24 februari 1998 besloten niet tot besluitvorming te komen alvorens de op dat moment aanhangige parlementaire behandeling van de wijziging van de Wet zal zijn afgerond.
- In 1998 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen de gewezen vergunninghouder en vertegenwoordigers van de gemeente.
- In de toelichting op het in 1999 vastgestelde bestemmingsplan “Centrum” wordt opgemerkt dat de speelautomatenhal aan de A op termijn wordt gesaneerd.
- Op 1 juni 2000 is de Wet tot wijziging van de Wet in werking getreden (Wet van 24 december 1998, Stbl. 1999, 9).
- Bij brief van 22 januari 2001 heeft Krijco verzocht een speelautomatenhal te mogen vestigen in B.
- Verweerder heeft bij brief van 20 februari 2001 (-) Krijco gewezen op het besluit van 26 mei 1988, (-) aangegeven dat de Raad daarmee te kennen heeft gegeven dat hij geen speelautomatenhal in B wil toestaan en dat deze beleidslijn nog steeds van kracht is (-) beslist dat daarom niet aan het verzoek tegemoet kan worden gekomen.
- MB D Beheer B.V. heeft op 19 september 2001 haar aandelen in A B.V. overgedragen aan V & H Beheersmaatschappij B.V., die op 31 december 2001 de aandelen heeft overgedragen aan V & H Amusementsholding B.V.
- Bij brief van 19 oktober 2001 heeft verweerder een met het verzoek van 20 januari 2001 vergelijkbaar nieuw verzoek van Krijco op grond van dezelfde motivering afgewezen.
- Op 24 mei 2002 is Krijco bestuurder van de speelautomatenhal geworden.
- Op 29 mei 2002 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden over de toekomst van de speelautomatenhal.
- Bij brief van 11 juni 2002 heeft Krijco verweerder naar aanleiding van dat gesprek enige aanvullende informatie toegezonden.
- Holland Gaming B.V., een dochteronderneming van Krijco, heeft op 31 maart 2003 alle aandelen in A B.V. verworven.
- Op 7 april 2004 heeft van gemeentewege een controle plaatsgevonden in de speelautomatenhal.
- Naar aanleiding van deze controle heeft verweerder appellanten bij brief, verzonden op 26 april 2004, verzocht informatie te verstrekken over onder meer de diploma’s van de zes medewerkers.
- Appellanten hebben bij brieven van 29 april 2004 en 13 mei 2004 op dit verzoek gereageerd.
- Bij brief van 23 mei 2005 heeft verweerder appellanten meegedeeld voornemens te zijn hen een besluit tot toepassing van bestuursdwang te doen toekomen, waarin appellanten een termijn zal worden gesteld om de exploitatie binnen een redelijke termijn af te bouwen. Daarnaast heeft verweerder hen uitgenodigd voor een gesprek.
- Op 7 september 2005 heeft dat gesprek plaatsgevonden, waarbij naast een wethouder en verweerders gemachtigde in deze procedure, twee vertegenwoordigers van Krijco aanwezig waren.
- Verweerder heeft appellanten bij brief van 2 december 2005 een conceptbesluit tot toepassing van bestuursdwang doen toekomen.
- Op 9 december 2005 is A B.V. omgedoopt in Gaming B B.V..
- Bij brief van 16 januari 2006 is van de zijde van appellanten een zienswijze ten aanzien van het voornemen gegeven.
- Bij besluit van 20 februari 2006 heeft verweerder appellante aangezegd om binnen drie jaren na verzending van het besluit de exploitatie van de speelautomatenhal aan de A te B te beëindigen en beëindigd te houden. Verweerder heeft daarbij tevens te kennen gegeven dat indien aan deze aanzegging geen gevolg zal worden gegeven, van gemeentewege doch op kosten van appellanten zal worden overgegaan tot sluiting van de speelautomatenhal en het beletten van verdere exploitatie. Het besluit is verzonden op 9 maart 2006.
- Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 13 april 2006 bezwaar gemaakt.
- Bij brieven van 3 en 4 mei 2006 hebben appellanten hun bezwaar aangevuld.
- Appellanten zijn op 14 juni 2006 omtrent hun bezwaren gehoord.
- De adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften heeft verweerder op 4 juli 2006 geadviseerd het bezwaar van appellanten ongegrond te verklaren.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.