5. De beoordeling van het geschil
5.1 Appellant heeft niet bestreden dat perceel 14 niet als subsidiabele grond in de zin van artikel 108 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 kan worden aangemerkt. Niet in geschil is derhalve dat het perceel niet voldoet aan de definitie akkerland.
5.2 Appellant heeft perceel 14 voor subsidie opgegeven omdat hij voor dit perceel op zijn aanvraag akkerbouwsubsidie 2004 subsidie verkreeg. Slechts door onbekendheid met de gewijzigde definitie akkerland verkeerde appellant in de veronderstelling dat het om een subsidiewaardig perceel ging. Onbekendheid met de regelgeving kan een aanvrager evenwel niet baten. Van een aanvrager mag verwacht worden dat hij zich terdege op de hoogte stelt van de voorwaarden voor subsidieverlening voordat hij een perceel voor subsidie opgeeft.
Het beroep dat appellant doet op artikel 68 van Verordening (EG) nr. 796/2004 kan niet slagen. Ook als hij door onbekendheid met de wijziging van de subsidievoorwaarden een perceel ten onrechte als steunwaardig perceel in zijn aanvraag heeft opgevoerd, betekent dat niet dat er feitelijk juiste gegevens verstrekt zijn. Evenmin is daarmee aangetoond dat appellant terzake van de onjuiste opgave geen schuld treft.
5.3 Appellant meent dat hem ten onrechte niet de gelegenheid is geboden de gemaakte fout bij het invullen van de bijdragecode achter perceel 14 te herstellen.
Ingevolge artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 kan een aanvraag te allen tijde worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout, die door de bevoegde autoriteiten wordt erkend.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een kennelijke fout hanteert verweerder als uitgangspunt het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese Commissie. Het College heeft in vaste jurisprudentie uitgesproken dit aanvaardbaar te achten.
Van een kennelijke fout kan over het algemeen alleen worden gesproken indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen. Daarvan is hier geen sprake. Noch uit de aanvraag zelf, noch uit vergelijking met bij de controle gebruikte computergegevens uit andere bestanden, kon verweerder immers afleiden dat appellant beoogde voor perceel 14 geen subsidie aan te vragen.
Ook artikel 22 van Verordening (EG) nr. 796/2004 kan appellant niet de mogelijkheid bieden om perceel 14 nog uit de aanvraag terug te trekken, nadat hij eenmaal door verweerder op de daarin geconstateerde onregelmatigheid was gewezen.
5.4 Met betrekking tot appellants betoog dat verweerder bij raadpleging van zijn eigen website, met behulp waarvan aanvragers van subsidie kunnen nagaan of een door hen voor subsidie op te geven perceel voldoet aan de definitie akkerland, direct had kunnen zien dat appellant een niet steunwaardig perceel had opgegeven voor subsidie, overweegt het College dat het geen grondslag kan aanwijzen op grond waarvan verweerder verplicht is een aanvraag na binnenkomst op mogelijke fouten als hier aan de orde te controleren en de aanvrager eventueel te waarschuwen, dat hij mogelijk een vergissing heeft gemaakt. De website vormt bovendien slechts een hulpmiddel bij de aanvraag, maar is ook geen controle-instrument.
Voorts heeft verweerder uiteengezet dat de website onjuiste en onvolledige gegevens kan bevatten. Het is mogelijk dat een aanvrager bewust een perceel voor subsidie opgeeft, dat volgens de website niet steunwaardig zou zijn, maar waarvan hij weet of meent te weten dat het wel subsidiewaardig is. Verweerder kon dus niet met zekerheid vaststellen dat appellant niet de bedoeling kon hebben gehad perceel 14 voor subsidie op te geven. Deze grief faalt derhalve.
5.5 In een andere zaak heeft het College ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of verweerder de hoogte van het uitsluitingsbedrag juist heeft berekend nu daarbij geen rekening werd gehouden met de in 2005 geldende maïskorting van 17,32 % wegens overschrijding van het basisareaal maïs. Aangezien deze problematiek ook speelde in de zaak van appellant heeft het College met zijn uitspraak in de zaak van appellant gewacht op de principiële beslissing in die zaak.
Het College heeft bij uitspraak van 17 oktober 2007 (AWB 06438; <www.rechtspraak.nl>, LJN BB6209) beslist dat verweerder bij de berekening van het uitsluitingsbedrag geen rekening dient te houden met de opgelegde maïskorting. Verweerder heeft het appellant opgelegde uitsluitingsbedrag van € 1426,57, waarbij geen rekening is gehouden met de maïskorting, daarom niet onjuist berekend.
5.6 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.