ECLI:NL:CBB:2007:BB5609
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- M.A. van der Ham
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen energie-investeringsaftrek voor spudpalen op motorschip G
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 oktober 2007, betreft het de afwijzing van aanvragen om een verklaring voor energie-investeringsaftrek (EIA) door appellanten, die een vennootschap onder firma vormen en eigenaar zijn van het motorschip "G". De aanvragen waren ingediend in verband met de investering in twee spudpalen, die bedoeld waren om de brandstofbesparing te bevorderen tijdens het aanmeren en het wachten bij sluizen. De appellanten stelden dat de spudpalen zouden leiden tot een aanzienlijke vermindering van het brandstofverbruik, maar de verweerder, de Minister van Economische Zaken, wees deze aanvragen af op basis van onvoldoende objectieve gegevens die de besparingsnorm konden onderbouwen.
De procedure begon met de indiening van de aanvragen op 31 juli 2006, waarna de Minister op 6 april 2007 de bezwaren van appellanten ongegrond verklaarde. Tijdens de hoorzitting op 18 september 2007 werd het standpunt van de appellanten verder toegelicht, waarbij zij stelden dat de gemiddelde wachttijd bij sluizen een half uur bedraagt en dat het uitschakelen van de motoren tijdens deze wachttijd zou leiden tot significante brandstofbesparingen. De verweerder betwistte echter de aannames van de appellanten en stelde dat de gegevens over de wachttijden niet objectief waren en dat de motoren vaak niet volledig werden uitgeschakeld.
Het College concludeerde dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd om aan te tonen dat de investering in de spudpalen daadwerkelijk zou leiden tot de vereiste energiebesparing. De door de appellanten ingebrachte gegevens waren niet controleerbaar en de vergelijking met andere schepen was niet relevant voor het specifieke geval van het motorschip "G". Daarom verklaarde het College de beroepen van appellanten ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvragen door de Minister. Er werden geen proceskosten aan de zijde van de appellanten toegewezen.