5. De beoordeling van het geschil
5.1 In artikel 4:5 Awb is bepaald dat, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
5.2 Het College stelt, mede gelet op artikel 2 van de Uitvoeringsregeling, voorop dat aan verweerder de bevoegdheid toekomt om met het oog op de afgifte van de energie-verklaringen de overlegging van gegevens te eisen. Het College ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat voor een juiste beoordeling van de aanvraag, althans om haar in te willigen, noodzakelijk was dat hij beschikte over gegevens omtrent het aandeel in de kosten van de accessoires van het frituurtoestel. Zonder die gegevens kon immers het bedrag van de energie-investering voor de voorziening die ingevolge de Energielijst 2005 voor de verklaring in aanmerking komt niet worden vastgesteld.
5.3 Naar het oordeel van het College staat vast dat appellante de gevraagde gegevens niet binnen de door verweerder daartoe laatst gestelde termijn, 20 januari 2006, heeft overgelegd. Voorafgaand aan deze datum heeft verweerder appellante meermalen, bij brieven van 13 oktober, 4 november en 7 december 2005 en telefonisch op 4 en 20 januari 2006, in de gelegenheid gesteld haar aanvraag aan te vullen. In de brieven van 13 oktober en 4 november 2005 is duidelijk vermeld welke gegevens door haar alsnog dienden te worden overgelegd en binnen welke termijn. Voor zover de brief van 7 december 2005 onvoldoende uitsluitsel gaf over de gegevens die verweerder nog wenste te ontvangen, aangezien daarin niet is vermeld welke gegevens op dat moment nog ontbraken, geldt dat verweerder dit verzuim heeft hersteld in het telefoongesprek van 4 januari 2006. Ook heeft verweerder, onder verwijzing naar artikel 4:5 Awb, nadrukkelijk te kennen gegeven dat zonder de gegevens de aanvraag om een verklaring niet in behandeling kan (brieven van 13 oktober en 4 november 2005), dan wel zal (brief van 7 december 2005) worden genomen.
Dat verweerder de laatste termijnstelling niet schriftelijk heeft gedaan, doet aan het oordeel dat niet de gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn verstrekt niet af. Immers heeft verweerder appellante ruim gelegenheid geboden om de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens te verstrekken en was de schriftelijk gestelde uiterste termijn –waarna verweerder had gesteld te zullen beslissen de aanvraag niet in behandeling te nemen – op 27 december 2005 al verstreken. Op 2 januari 2006 heeft verweerder telefonisch doorgegeven welke gegevens nog ontbraken en dit in een telefoongesprek op 4 januari 2006 nog eens herhaald. Appellante heeft toen opnieuw een week gekregen om aan verweerders verzoek te voldoen. Blijkens de door verweerder opgestelde telefoonnotitie heeft verweerder voorts in het gesprek van 20 januari 2006 duidelijk gemaakt, dat het hier om een laatste kans ging en dat appellante nog dezelfde dag, zoals blijkens de notitie ook is toegezegd, had moeten reageren. Appellante heeft verweerders weergave van de gang van zaken met betrekking tot de mogelijkheid tot herstel van verzuim niet bestreden en ook overigens is niet aannemelijk geworden dat verweerders weergave hiervan onjuist is. Onder die omstandigheden kan niet worden staande gehouden dat verweerder onvoldoende gelegenheid heeft geboden de ontbrekende gegevens aan te leveren, noch dat het niet duidelijk was welke gegevens naar de mening van verweerder nog ontbraken.
5.4 Appellante heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat haar geen verwijt treft ter zake van het niet (tijdig) bij verweerder indienen van de gevraagde gegevens. In de omstandigheid dat appellante afhankelijk was van de leverancier voor het verstrekken van informatie over de prijzen van de accessoires ziet het College geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding. Daarbij neemt het College in aanmerking dat appellante niet voor de door verweerder gestelde uiterste datum heeft bericht dat de gevraagde informatie niet tijdig zou kunnen worden verstrekt vanwege de afhankelijkheid daarvoor van derden. Gesteld noch gebleken is dat appellante al het mogelijke heeft gedaan om de gevraagde gegevens van de leverancier te verkrijgen. Ook overigens is het College niet gebleken van omstandigheden die het verzuim van appellante op enigerlei wijze verschoonbaar maken. De gevolgen van de te late indiening van de gegevens liggen naar het oordeel van het College dan ook geheel binnen de risicosfeer van appellante.
5.6 Naar het oordeel van het College kan, gelet op het vorenoverwogene, evenmin staande worden gehouden dat verweerder niet in redelijkheid tot de handhaving van zijn besluit tot buiten behandeling laten van de aanvraag heeft kunnen komen.
5.7 Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 Awb bestaat geen aanleiding.