ECLI:NL:CBB:2007:BB3719
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.A. van der Ham
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Tuchtprocedure tegen Accountants-Administratieconsulent wegens vermeende tekortkomingen in dienstverlening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 juli 2007 uitspraak gedaan in een tuchtprocedure tegen een Accountants-Administratieconsulent (AA), naar aanleiding van een klacht die door appellante was ingediend bij de raad van tucht. De klacht betrof de vermeende tekortkomingen in de dienstverlening van de betrokkene, die kantoorhoudende was te D. De appellante, A, had op 18 maart 2005 een klacht ingediend tegen de betrokkene, C AA, en de raad van tucht had op 20 maart 2006 een beslissing genomen. Appellante was van mening dat er geen overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden tot stand was gekomen, omdat zij nooit een opdracht had gegeven. De betrokkene had tijdens de zitting van de raad van tucht erkend fout te hebben gehandeld, maar dit werd door het College niet als voldoende bewijs gezien voor tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.
De procedure begon met de ontvangst van het beroepschrift op 16 mei 2006, waarna de raad van tucht de relevante stukken naar het College heeft gestuurd. Tijdens de zitting op 31 mei 2007 was de algemeen directeur van appellante aanwezig, evenals de betrokkene zelf. Het College heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de inhoud van een e-mailbericht van 14 januari 2005, dat door appellante als een opdracht tot werkzaamheden werd beschouwd. Het College concludeerde dat de raad van tucht op goede gronden had geoordeeld dat er wel degelijk een opdracht was verstrekt, ondanks het ontbreken van een ondertekende opdrachtbevestiging.
Uiteindelijk heeft het College het beroep verworpen, waarbij het zich baseerde op de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Gedrags- en Beroepsregels voor Accountants- en Administratieconsulenten. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in tuchtprocedures en de interpretatie van communicatie tussen partijen.