Bij deze brief is als bijlage gevoegd een afschrift van een brief van 4 maart 2005 van de Sectorafdeling Pluimvee(vlees) en Eieren gericht aan Maatschap W, B te C, betreffende “terugmelding Koppel Informatiesysteem Pluimvee (KIP)”. Zowel aan het hoofd van de brief als in het kenmerk is het nummer vermeld waaronder de geadresseerde in het informatiesysteem van het productschap is geregistreerd: 37681.
Het College heeft appellant bij brief van 16 januari 2007 een afschrift van bovengenoemd gedingstuk gezonden en appellant verzocht na te gaan wat de feitelijke situatie met betrekking tot de tenaamstelling precies is (geweest) en tot welke gevolgtrekkingen dit naar zijn mening leidt en een en ander ter zitting op 23 januari 2007 aan het College mee te delen.
Ter zitting heeft gemachtigde van appellant aangegeven dat hij van de brief van 16 januari 2007 nog geen kennis heeft genomen, maar in antwoord op de daarin gestelde vraag kan melden dat wordt uitgegaan van de in het Koppel Informatiesysteem Pluimvee omtrent het pluimveebedrijf geregistreerde gegevens. Volgens de gemachtigde rust op de ondernemer de plicht zich met de juiste gegevens bij het productschap te laten registreren. Indien die gegevens niet juist blijken te zijn, is dat aan de ondernemer te wijten. Gemachtigde heeft gesteld dat kennelijk vóór 4 maart 2005 een wijziging met betrekking tot de tenaamstelling aan het productschap is doorgegeven. Het betreft volgens hem in elk geval een en hetzelfde bedrijf, aangezien beide maatschappen hetzelfde registratienummer hebben: 37681.
5.3 Op grond van hetgeen blijkt uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is het College er niet van overtuigd dat de als verdachte aangemerkte (natuurlijke) personen, Maatschap X en de heer Y, voor de ten laste gelegde feiten kunnen worden aangesproken. De inhoud van die stukken laat ruimte voor de mogelijkheid dat ten tijde van de geconstateerde overtreding niet deze personen, maar één of meer anderen tot de tuchtrechtelijk aansprakelijken moesten worden gerekend.
Daargelaten dat er naar het oordeel van het College niet voldoende gegevens beschikbaar zijn om de aanwijzing door het tuchtgerecht in de bestreden tuchtuitspraak van de heer Y als verdachte – tot dan toe was naast Maatschap X telkens de heer Z als verdachte aangemerkt – zonder meer als een kennelijke verschrijving te kunnen beschouwen, bestaat daartoe des te minder aanleiding, nu op grond van de brief van 11 januari 2007 van Z tevens onduidelijkheid is gerezen ten aanzien van de tenaamstelling van de ten tijde van de geconstateerde overtreding voor de naleving van de Verordening en het Besluit verantwoordelijke maatschap. Niet uitgesloten is dat ten tijde van belang niet Maatschap X, maar Maatschap W dan wel een andere (rechts)persoon of samenwerkingsverband, als verantwoordelijke diende te worden aangemerkt. Ondanks dat hij daartoe voldoende in de gelegenheid is gesteld, heeft appellant in deze kwestie geen klaarheid kunnen brengen. Aan het gegeven dat genoemde maatschappen met hetzelfde KIP-nummer bij het productschap bekend zouden staan – en het volgens appellant derhalve om een en hetzelfde pluimveebedrijf moet gaan – komt geen doorslaggevende betekenis toe. Blijkbaar bestaat de mogelijkheid onder hetzelfde nummer een nieuwe maatschap met één of meer nieuwe maten te laten registreren, zodat het registratienummer weinig zegt over de identiteit van de verantwoordelijke ondernemer. Evenmin volstaat de stelling dat aannemelijk is te achten dat de tenaamstelling van Maatschap X is gewijzigd tussen de datum waarop de overtreding is begaan en de brief van 4 maart 2005 van de Sectorafdeling Pluimvee(vlees) en Eieren. De identiteit van de verdachte(n) moet onomstotelijk vaststaan.
5.4 Nu niet is komen vast te staan dat Maatschap X en de heer Y degenen zijn die voor de geconstateerde overtreding tuchtrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gehouden en dienaangaande kunnen worden vervolgd, dienen zij naar het oordeel van het College van de ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
Het voorgaande leidt het College tot de slotsom dat de bestreden tuchtuitspraak, waarbij Maatschap X en de heer Y van overtreding van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, Verordening in verbinding met artikel 3 Besluit zijn vrijgesproken, voor bevestiging in aanmerking komt, zij het op andere gronden dan het tuchtgerecht aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Het beroep van appellant moet derhalve ongegrond worden verklaard.
Deze uitspraak berust op de voorschriften, vermeld in de bestreden tuchtuitspraak alsmede op hoofdstuk V van de Wet turbo 2004.