5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College kan appellante niet volgen in haar betoog dat, nu in haar opvatting de gegevens op de door verweerder in het leven geroepen site onvoldoende betrouwbaar zijn, van perceel 9 niet gezegd kan worden dat het niet aan de definitie akkerland voldoet. In dit verband wordt opgemerkt dat verweerder zelf erkent dat deze gegevens niet altijd juist zijn. Het is begrijpelijk dat verweerder bij de beoordeling van een aanvraag uitgaat van de gegevens waarover hij beschikt. Dit zijn de gegevens die aanvragers van subsidie gedurende de referentiejaren voor het betrokken perceel hebben opgegeven. Bovendien biedt hij de indiener van een aanvraag voor subsidie van een, volgens deze gegevens niet subsidiewaardig, perceel de gelegenheid om aan te tonen dat het opgegeven perceel niettemin subsidiewaardig is.
5.2 Het College gaat er vanuit dat appellante met de door haar overgelegde foto van Aerogrid heeft willen aantonen dat perceel 9 wel steunwaardig is. Gelet op hetgeen verweerder ter zitting omtrent dit beeld heeft aangevoerd ziet het College geen reden om op basis van deze foto te twijfelen aan de eerdere conclusie van verweerder dat perceel 9 in de referentiejaren grasland is geweest.
5.3 Appellante wenst met haar betoog dat bij de opgave van perceel 9 sprake is van een kennelijke fout te bereiken dat zij haar aanvraag alsnog mag wijzigen. Wijziging van de aanvraag nadat daarop door verweerder is beslist is immers, gelet op de wettelijke bepalingen, uitsluitend nog mogelijk indien sprake is van een dergelijke fout in de aanvraag.
5.4 Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een kennelijke fout hanteert verweerder als uitgangspunt het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese commissie. Het College heeft in vaste jurisprudentie uitgesproken dit aanvaardbaar te achten.
Van een kennelijke fout kan over het algemeen alleen worden gesproken indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
5.5 Het College is van oordeel dat verweerder in dit geval redelijkerwijs niet kon vaststellen dat appellante, in tegenstelling tot haar opgave, met haar aanvraag voor perceel 9 geen subsidie had willen aanvragen. Het overweegt daartoe als volgt.
Appellante heeft slechts betoogd dat het verweerder, indien hij zijn eigen site met gegevens betreffende de subsidiewaardigheid van percelen bij de controle van de aanvraag had geraadpleegd, moet zijn opgevallen dat appellante mogelijk een niet steunwaardig perceel voor subsidie had opgegeven. Verweerder had appellante, naar haar mening, hierop moeten wijzen en haar de gelegenheid moeten bieden de aanvraag aan te passen.
Ten aanzien van dit betoog merkt het College op dat er geen verplichting voor verweerder bestaat om een aanvrager hierop te attenderen.
Verweerder moest bovendien rekening houden met de mogelijkheid dat appellante redenen zou hebben om, ondanks de aanduiding “voldoet niet” op verweerders site, te menen dat het betrokken perceel wel steunwaardig was. Het feit dat de gegevens op de site ook volgens verweerder niet altijd juist zijn, brengt met zich mee dat verweerder hier niet tot een ambtshalve aanpassing van een aanvraag kan over gaan. Bij een te groot opgegeven topografisch perceel is een ambtshalve correctie wel mogelijk, omdat vast staat dat een perceel niet groter kan zijn dan de op de topografische kaart aangegeven oppervlakte.
5.6 Het beroep dat appellante doet op artikel 68 van Verordening (EG) nr. 796/2004 kan niet slagen nu appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zorgvuldig is nagegaan of perceel 9 aan de definitie voldeed, alvorens dit perceel voor subsidie op te geven. Appellantes mededeling in het bezwaarschrift dat zij geen rekening heeft gehouden met de gewijzigde definitie akkerland wijst er niet op dat zij geen schuld heeft aan de opgave van perceel 9 voor subsidie.
5.7 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht acht het College geen termen aanwezig.