5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het betoog van appellante dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de standpuntbepaling op 2 juli 2003 om 9:47 uur niet alleen op de website van Euronext is verschenen, maar ook op die van CNMV, is door AFM in hoger beroep niet bestreden. Ook voor het College is niet komen vast te staan dat op de website van CNMV al in de ochtend van 2 juli 2003 een bericht afkomstig van appellante heeft gestaan.
Het vorenstaande kan evenwel niet leiden tot een gegrondverklaring van het hoger beroep. Het bestreden besluit is er immers op gebaseerd dat appellante op 2 juli 2003 om 9:47 uur twee overtredingen van Bte 1995 heeft begaan, namelijk overtreding van artikel 9a in verbinding met artikel 9b, alsmede overtreding van artikel 9v in verbinding met artikel 9b. Het College is van oordeel dat aannemelijk is dat appellante beide overtredingen heeft begaan. Vast staat dat op 2 juli 2003 om 9:47 uur een mededeling van appellante is verschenen op de website van Euronext. Vast staat tevens dat de bron van deze mededeling appellante zelf is geweest. De mededeling hield een standpuntbepaling van appellante over het openbaar bod van Grupo Inversor Hesperia S.A. in. Deze standpuntbepaling moet worden aangemerkt als een omstandigheid die ter bevordering van een gerechtvaardigde koersvorming van de door appellante uitgegeven effecten een openbare mededeling noodzakelijk maakt. Appellante heeft voorafgaand aan de mededeling van haar standpunt op de website van Euronext dit standpunt niet medegedeeld in een landelijk verspreid dagblad noch, indien onverwijld openbare mededeling zou zijn vereist, door een persbericht. De mededeling van het standpunt van appellante op de website van Euronext voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 9a Bte 1995. Hieraan doet niet af dat appellante nadien haar (definitieve) standpunt met betrekking tot het openbaar bod op haar aandelen alsnog heeft bekend gemaakt in een landelijk verschijnend dagblad, aangezien door de eerdere publicatie op de website van Euronext de gelijktijdige informatievoorziening van beleggers niet is verzekerd op de wijze die uit artikel 9a Bte 1995 volgt.
Voorts staat vast dat appellante de van haar afkomstige mededeling, die op genoemd tijdstip op de website van Euronext is geplaatst, niet voor dat tijdstip en derhalve niet tijdig aan AFM als de toezichthoudende autoriteit heeft gezonden, zodat sprake is van overtreding van artikel 9v Bte 1995.
5.2 Niet gebleken is dat elke vorm van verwijtbaarheid aan de zijde van appellante ter zake de beide overtredingen van het Bte 1995 ontbrak. Meer in het bijzonder heeft appellante niet aannemelijk gemaakt, en is daardoor niet komen vast te staan, dat de toezending aan Euronext, gevolgd door de plaatsing op de website van Euronext, abusievelijk heeft plaatsgevonden.
5.3 De bevoegdheid van AFM om een boete op te leggen is niet achteraf komen te vervallen door het feit dat AFM in een later stadium tot publicatie van die boete is overgegaan. In de onderhavige zaak is slechts aan de orde of de boete op goede gronden is opgelegd. AFM heeft in het primaire besluit van 1 april 2005 noch in de beslissing op bezwaar van 22 september 2005 besloten tot openbaarmaking van de boeteoplegging. De vraag of de tenuitvoerlegging van de opgelegde boete in strijd zou komen met het ne-bis-in-idem beginsel staat derhalve in deze zaak niet ter beoordeling.
5.4 Het College concludeert dat AFM bevoegd was om appellante ter zake van de twee overtredingen van het Bte 1995 boetes op te leggen. De matiging hiervan door de rechtbank is door partijen niet bestreden. Voor een verdere matiging ziet het College geen plaats. De omstandigheid dat de Spaanse beleggers niet eerder zijn geïnformeerd dan de Nederlandse beleggers doet niet ter zake, aangezien de verweten gedraging erin bestaat dat juist de Nederlandse beleggers niet zijn geïnformeerd door middel van een, vooraf aan AFM meegedeeld, persbericht. Dat AFM er niet voor heeft gekozen andere toezichtmaatregelen te nemen, staat er niet aan in de weg dat zij bevoegd was een boete op te leggen. Evenmin behoefde de inmiddels verstreken termijn tussen de overtreding en de boete voor AFM reden te zijn geen dan wel een lagere boete op te leggen. AFM mocht een groter belang hechten aan het publieke belang dat ermee is gediend dat overtredingen van de biedingsregels door een beursgenoteerde onderneming worden beboet in overeenstemming met de daarvoor gegeven regels.
5.5 Het voorgaande leidt het College tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging, zij het met verbetering van gronden zoals hiervoor vermeld, in aanmerking komt.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.