5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 12, tweede en derde lid, van het Besluit moet de verweerder het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de Adviescommissie verdelen, tenzij dat advies in strijd is met het Besluit of de daarop berustende bepalingen dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
5.2 Met betrekking tot de stelling van appellant dat het advies niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen omdat hij niet voorafgaand aan het advies van de commissie – in strijd met artikel 4:7 Awb - is gehoord, overweegt het College het volgende.
In artikel 4:7, eerste lid, Awb is bepaald dat, voordat een bestuursorgaan een aanvraag tot het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, het de aanvrager in de gelegenheid stelt zijn zienswijze naar voren te brengen indien de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen, en die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt. Naar het oordeel van het College is de hoorplicht van artikel 4:7, eerste lid, Awb hier, anders dan appellant heeft betoogd, niet van toepassing. Niet is gebleken dat het bestuur zijn afwijzende beslissing heeft gebaseerd op informatie die niet afkomstig is van de aanvrager en die niet in overeenstemming is met de door de aanvrager verstrekte gegevens, zonder nader contact met hem. Verweerder heeft zijn beslissing derhalve niet doen steunen op andere feiten of belangen dan die welke appellant in het kader van zijn aanvraag heeft verstrekt.
Het voorgaande laat onverlet dat omstandigheden mogelijk zijn waarin het bestuur bij de voorbereiding van zijn besluit op grond van artikel 3:2 Awb gehouden kan zijn de belanghebbende in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Dienaangaande overweegt het College het volgende.
5.3 Het College ziet voorts in hetgeen appellant heeft aangevoerd terzake van de aard en functie van de projectanalyse geen grond voor het oordeel dat de Adviescommissie de aanvraag niet met de vereiste objectiviteit en onafhankelijkheid heeft beoordeeld. Het College overweegt hiertoe dat de enkele omstandigheid dat SenterNovem ter voorbereiding en voorlichting van de Adviescommissie een projectanalyse opstelt waarin het project wordt samengevat en een eerste beoordeling wordt gegeven, onvoldoende grond is voor het oordeel dat de Adviescommissie de aanvraag niet met de vereiste objectiviteit en onafhankelijkheid heeft beoordeeld. Daarbij neemt het College in aanmerking dat de Adviescommissie niet alleen heeft beschikt over de projectanalyse maar ook over de aanvraag en bijbehorende stukken. Het College acht in dit kader echter wel van belang dat de projectanalyse een voldoende afgewogen beeld van het project geeft. Voorts dient uit het advies van de Adviescommissie te blijken op basis van welke gegevens zij tot haar oordeel is gekomen. Het mag immers niet zo zijn dat de Adviescommissie haar oordeel alleen op basis van de projectanalyse vormt en de bevindingen van dit stuk klakkeloos overneemt. De projectanalyse is, zoals verweerder ook ter zitting heeft verklaard, niet meer dan een voorbereidend stuk en zij heeft geen of een beperkte functie bij de motivering van de beschikking.
5.4 In het licht van het vorenstaande overweegt het College dat het advies van de Adviescommissie ten aanzien van de rangschikking van het project dat zeer summier is en geen nadere toelichting bevat, bezien tegen de achtergrond van de projectbeschrijving, vragen doet rijzen. Zo heeft de Adviescommissie geoordeeld dat het project niet leidt tot nieuwe biomassastromen en dat het energetische voordeel door schaalvergroting ontstaat. Daartegenover staat dat in de projectbeschrijving, mede onder verwijzing naar een eerder onderzoek "Grootschalige Praktijkproef verkleining en droging van biomassa" uit 2001, is gesteld dat chunks geen energetische waarde verliezen tijdens opslag door broei en over een grotere indroogcapaciteit dan chips beschikken. Het oordeel van de Adviescommissie dat voor het vergassen van biomassa niet per se chunks nodig zijn, maar ook andere deeltjesgroottes worden gebruikt, staat haaks op het gestelde in de projectbeschrijving dat chunks door hun grootte en geringe vochtgehalte bij uitstek geschikt zijn voor verwerking in vergassingsinstallaties en als bijstook bij de huidige kolencentrales. Volgens appellant zijn er geen (effectieve) alternatieven in de markt. Met betrekking tot de voordelen van chunks ten opzichte van de chips heeft appellant in zijn brief van 14 mei 2005 bovendien verwezen naar het hiervoor genoemde onderzoek. Ook overigens geldt dat de Adviescommissie haar beoordelingen van het project van appellant niet nader heeft onderbouwd.
Het voorgaande in aanmerking nemende is het College van oordeel dat het advies onvoldoende draagkrachtig aangeeft op welke gronden appellants aanvraag de rangschikking heeft gekregen die de Adviescommissie eraan toekent. Verweerder had mitsdien niet kunnen volstaan met een verwijzing naar het advies, maar had nader moeten informeren naar de redenen die de Adviescommissie tot haar oordeel hebben gebracht, dan wel zelfstandig, zonodig na appellant te hebben gehoord, een onderzoek moeten doen om de juistheid van de geadviseerde rangschikking vast te stellen. Aangezien het bestreden besluit er geen blijk van geeft, dat zodanig onderzoek heeft plaatsgevonden, heeft verweerder in dit geval onvoldoende onderbouwd dat het advies, anders dan door appellant in bezwaar was betoogd, op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen zodat geen aanleiding kan bestaan om met toepassing van artikel 12, derde lid, van het Besluit hiervan af te wijken.
5.5 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 Awb. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Van proceskosten die met toepassing van artikel 8:75 Awb voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.