3. De beoordeling van het geschil
3.1 Het College zal ambtshalve de vraag beantwoorden of verweerder appellantes bezwaar terecht ontvankelijk heeft geacht.
3.2 Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Vast staat dat verweerder het besluit van 27 oktober 2004 op die datum aan appellante op haar adres heeft toegezonden. Hiermee heeft verweerder dit besluit op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Appellante heeft tegen het besluit van 27 oktober 2004 eerst bij brief van 10 december 2004 (door verweerder ontvangen op 13 december 2004) en derhalve na de daarvoor gestelde termijn, bezwaar gemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellante heeft ter zitting aangevoerd vóór het aflopen van de bezwaartermijn telefonisch contact te hebben gehad met verweerder omtrent het besluit tot terugvordering van verleende steun. Appellante heeft een afspraak gemaakt met verweerder voor 16 december 2004 om haar bezwaren toe te lichten. Appellante heeft hierbij aangekondigd een proforma bezwaarschrift te zullen indienen tegen verweerders besluit van 27 oktober 2004.
Niet is gebleken dat verweerder onjuiste informatie omtrent de bezwaarprocedure of bezwaartermijn gegeven zou hebben. Het is voorts de verantwoordelijkheid van appellante om na kennisname van het besluit tijdig bezwaar te maken. Appellante heeft verzuimd binnen de wettelijk gestelde termijn bezwaar te maken. Dat tussen partijen sprake is geweest van telefonisch contact vóór het aflopen van de termijn en dat het bezwaarschrift slechts één dag te laat is ingediend, maakt het voorgaande niet anders. Naar het oordeel van het College is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3.3 Uit het voorgaande vloeit voort dat verweerder appellantes bezwaar ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. Dit betekent dat het ingestelde beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 6:7 Awb. Het College acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, nu verweerder geen ander besluit kan nemen dan het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
3.4 Het College acht voorts termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellante, zijnde de kosten van de door haar gemachtigde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,--.