ECLI:NL:CBB:2007:BA2058
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- B. Verwayen
- M.A. van der Ham
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afschaffing van werkdrukmiddelen in de thuiszorg en de gevolgen voor zorginstellingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 15 maart 2007, wordt het beroep van verschillende thuiszorginstellingen tegen besluiten van de Nederlandse Zorgautoriteit behandeld. De appellanten, waaronder Thuiszorg Groningen en Stichting Maatzorg, hebben bezwaar gemaakt tegen de afschaffing van werkdrukmiddelen die hen eerder waren toegekend. De zaak is ontstaan na een beleidswijziging door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die op 16 september 2003 aankondigde dat de werkdrukmiddelen per 1 januari 2004 niet langer beschikbaar zouden zijn. De appellanten stellen dat deze beslissing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat de werkdrukmiddelen essentieel zijn voor het waarborgen van de kwaliteit van de zorg.
Tijdens de zitting op 1 februari 2007 hebben de gemachtigden van de appellanten hun standpunten toegelicht, waarbij zij benadrukten dat de werkdrukmiddelen een structurele bijdrage vormen aan de oplossing van de problemen in de thuiszorg. De verweerster, vertegenwoordigd door de Nederlandse Zorgautoriteit, verdedigt de beslissing door te stellen dat de afschaffing van de werkdrukmiddelen noodzakelijk is in het kader van de bezuinigingsdoelstellingen van de overheid. Het College oordeelt dat de appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de afschaffing van de werkdrukmiddelen onrechtmatig is en dat de verweerster op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de beleidsregels.
Het College concludeert dat de aanwijzing van de Staatssecretaris en de daarop gebaseerde beleidsregels rechtmatig zijn en dat de appellanten niet in hun beroep kunnen worden gevolgd. De uitspraak bevestigt dat de afschaffing van de werkdrukmiddelen niet in strijd is met de zorgvuldigheids- en gelijkheidsbeginselen, en dat de appellanten voldoende tijd hebben gehad om zich voor te bereiden op deze wijziging. De beslissing van het College is dat het beroep ongegrond wordt verklaard.