ECLI:NL:CBB:2007:AZ9936
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake GLB-inkomenssteun en akkerbouwsubsidie
In deze zaak hebben appellanten A en B, vertegenwoordigd door D, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat hen akkerbouwsubsidie heeft geweigerd. De procedure begon met een aanvraag voor akkerbouwsubsidie in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun, waarbij appellanten op 15 mei 2006 bezwaar maakten tegen een eerder besluit van 24 april 2006. Dit besluit volgde op een controle die had aangetoond dat perceel 4, waarvoor subsidie was aangevraagd, niet voldeed aan de definitie van akkerland. De appellanten erkenden dat perceel 4 niet aan de voorwaarden voldeed, maar stelden dat zij te goeder trouw hadden gehandeld en niet op de hoogte waren van de wijziging in de definitie van akkerland.
De Minister verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat appellanten niet tijdig toestemming hadden gevraagd om perceel 4 als vervangend perceel aan te merken. De appellanten voerden aan dat zij niet wisten dat de definitie was gewijzigd en dat zij geen voordeel hadden behaald uit de onjuiste opgave. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de appellanten niet konden aantonen dat er sprake was van een kennelijke fout en dat de Minister terecht had geweigerd om de aanvraag te wijzigen. Het College benadrukte dat de appellanten verantwoordelijk waren voor de juistheid van hun aanvraag en dat de regels omtrent de aanvraag strikt dienden te worden nageleefd.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond, omdat de appellanten niet voldeden aan de voorwaarden voor de subsidie en geen bijzondere omstandigheden hadden aangetoond die hen verhinderden om tijdig toestemming te vragen. De uitspraak werd gedaan op 12 februari 2007 door mr. W.E. Doolaard, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier.