2.2 Bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden, voor zover hier van belang.
- Door de coöperatie Bosgroep Midden Nederland zijn namens de afzonderlijke grondeigenaren, te weten de gemeente Zeist, het Administratiekantoor Fondsen Unie BV en Ontwikkelingsmaatschappij De Bosrand Zeist BV, op 10 april 2006 drie kennisgevingen van een voorgenomen velling verzonden voor het vellen van in totaal 698,48 are gemengd bos op drie bospercelen in het Buurtschap Den Dolder. Deze drie kennisgevingen zijn onderscheidenlijk geregistreerd onder de nummers KAP/07/06/038, KAP/07/06/039 en KAP/07/06/040 en zijn door verweerder ontvangen op 11 april 2006.
- De kennisgeving met nummer KAP/07/06/038 van de gemeente Zeist heeft betrekking op de voorgenomen velling van 114,92 are grove den, eik en berk en 58,21 are grove den en berk op het perceel kadastraal bekend gemeente Zeist sectie A 3899.
- De kennisgeving met nummer KAP 07/06/039 van het Administratiekantoor Fondsen Unie BV heeft betrekking op de voorgenomen velling van 137,38 are en 201,71 are grove den en berk op het perceel kadastraal bekend gemeente Zeist, sectie A 3948.
- De kennisgeving met nummer KAP 07/06/040 van Ontwikkelingsmaatschappij De Bosrand Zeist BV heeft betrekking op de voorgenomen velling van 177,26 are grove den en berk op het perceel kadastraal bekend gemeente Zeist, sectie A 3947.
- Bij de schriftelijke ontvangstbevestiging van deze kennisgevingen heeft verweerder onder meer medegedeeld dat indien de velling niet binnen één jaar na bovengenoemde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden, de melder, indien hij alsnog tot velling wil overgaan, het voornemen tot velling opnieuw moet melden.
- Op 23 mei 2006 zijn in dit kader namens vorenvermelde eigenaren drie verzoeken ingediend om aan hun verplichting tot herbeplanting te mogen voldoen door beplanting van andere grond dan waarop zich de betrokken houtopstanden bevinden. Deze verzoeken zijn onderscheidenlijk gekenmerkt COMP/07/06/038, COMP/07/06/039 en COMP/07/06/040. In deze verzoeken zijn de percelen op landgoed Scherpenzeel te Scherpenzeel/Woudenberg, (sectie I, nrs 60, 62 en 123) en landgoed Maarsbergen te Maarn (gemeente Utrechtse Heuvelrug) (sectie E33) als compensatie locaties aangeboden. Op het landgoed Scherpenzeel wordt 638,75 are en op landgoed Maarsbergen wordt 100,00 are gecompenseerd.
- Verweerder heeft op 15 september 2006 op deze verzoeken beslist en deze besluiten op 18 september 2006 verzonden aan de gemeente Zeist, het Administratiekantoor Fondsen Unie BV en Ontwikkelingsmaatschappij De Bosrand Zeist BV.
Die besluiten zijn conform het advies van gedeputeerde staten van Utrecht van
13 september 2006 en luiden, voorzover hier van belang, als volgt:
" Hierbij deel ik u mede, gezien het advies van de Provincie Utrecht, dat ik u
- conform artikel 2 van Koninklijk Besluit van 20 juni 1962, Stb. 220 (laatstelijk gewijzigd d.d. 12 juni 1998, Stb. 359) houdende regelen ten aanzien van de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet - toestemming verleen voor het beplanten van andere grond dan de grond waarop zich de houtopstand bevond.