ECLI:NL:CBB:2006:BA2065

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/793
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M. Wolters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaarschrift inzake Energie-investeringsaftrek

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 april 2006 uitspraak gedaan in het beroep van C1000 A Holding B.V. tegen de Minister van Economische Zaken. De procedure begon op 31 oktober 2005, toen appellante een beroepschrift indiende tegen een besluit van de Minister van 14 september 2005, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 18 juli 2005 werd afgewezen. Dit eerdere besluit betrof de aanvraag van appellante voor een verklaring Energie-investeringsaftrek.

De kern van het geschil draaide om de vraag of het bezwaarschrift van appellante tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking van het besluit worden ingediend. Appellante had haar bezwaarschrift gedateerd op 26 augustus 2005, maar dit was pas op 8 september 2005 door de Minister ontvangen. De Minister stelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat het uiterlijk op 29 augustus 2005 verzonden had moeten zijn.

Appellante voerde aan dat er verwarring was ontstaan door het indienen van meerdere aanvragen voor verschillende supermarkten en dat zij een vergissing had gemaakt in het nummer van de aanvraag. Ondanks deze uitleg oordeelde het College dat appellante niet tijdig had gehandeld en dat er geen verontschuldigende omstandigheden waren die haar verzuim konden rechtvaardigen. Het College verklaarde het beroep ongegrond, omdat het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de Minister.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte naleving van de termijnen zoals voorgeschreven in de Awb. Het College concludeerde dat appellante niet in verzuim was geweest en dat de Minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De beslissing van het College was daarmee definitief.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(eerste enkelvoudige kamer)
No. AWB 05/793
27652 Wet inkomstenbelasting 2001
Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001
Uitspraak in de zaak van:
C1000 A Holding B.V., te X, appellante,
gemachtigde: V. Lichtenberg, werkzaam bij Veld Koeltechniek B.V.,
tegen
de Minister van Economische Zaken, te Zwolle, verweerder.
1. De procedure
Op 31 oktober 2005 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder d.d. 14 september 2005, met het kenmerk JZ/EIA_04/050546/BNO.
Bij vorengenoemd besluit heeft verweerder beslist op de bezwaren die appellante heeft gemaakt tegen zijn op 18 juli 2005 verzonden besluit van dezelfde datum, genomen op appellantes aanvraag om een verklaring Energie-investeringsaftrek.
Op 7 maart 2006 zijn van verweerder het verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken in afschrift ter griffie van het College ontvangen.
2. De grondslag van het geschil en het bestreden besluit
Ingevolge het bepaalde bij artikel 6:7 juncto artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna:Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze aan met ingang van de dag na die waarop een besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder meer als volgt overwogen:
"(…)
Aangezien mijn beschikking is verzonden op 18 juli 2005 had uw bezwaarschrift uiterlijk op 29 augustus 2005 verzonden moeten zijn. Uw bezwaarschrift is gedateerd op 26 augustus 2005, maar door mij ontvangen op 8 september 2005. Op de enveloppe bevindt zich een poststempel met de datum 7 september 2005. Ik ga er van uit dat het bezwaarschrift op 7 september 2005 verzonden is. Hieruit blijkt dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de geldende termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
U heeft te kennen gegeven dat u zich heeft vergist. U heeft de melding van A Holding B.V. ten behoeve van de locatie Supermarkt B te X (C1000 A X), met kenmerk: E0403087 verward met de melding van A Holding B.V. ten behoeve van Supermarkt Y te Y (C1000 A Y), met kenmerk: E0403083. Door deze vergissing heeft u abusievelijk bezwaar aangetekend tegen de beslissing inzake C1000 A X, terwijl u bedoeld heeft bezwaar te maken tegen de beslissing inzake C1000 A Y. Het eerst ontvangen bezwaarschrift is echter expliciet gericht tegen de beslissing van C1000 A X. In dat bezwaarschrift is het kenmerknummer van die beslissing genoemd, namelijk E0403087. Ook is in die brief aangegeven dat namens C1000 A X bezwaar wordt aangetekend. Aangezien beide beslissingen betrekking hebben op een energiezuinige koel- of vriesinstallatie, is ook uit de gronden van dat bezwaarschrift niet op te maken dat de bezwaren gericht zijn tegen de beslissing inzake C1000 A Y. Met inachtneming hiervan heeft u opnieuw een bezwaarschrift ingediend ten behoeve van C1000 A Y. Dit bezwaarschrift is echter buiten de bezwaartermijn verzonden.
Mij is niet gebleken dat u bij het te laat indienen van het bezwaarschrift redelijkerwijs niet in verzuim bent geweest.
Het bovenstaande overziend concludeer ik tot kennelijk niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift”.
3. Het standpunt van appellante
In beroep heeft appellante aangevoerd dat er voor een tweetal supermarkten van A Holding B.V. verklaringen Energie-investeringsaftrek waren ingediend in dezelfde periode. De verklaring onder nummer E20040387 is conform het op het meldingsformulier opgegeven investeringsbedrag afgegeven, de verklaring onder nummer E200403083 is afwijkend van het op het meldingsformulier opgegeven investeringsbedrag afgegeven. Appellante heeft op het bezwaarschrift het verkeerde nummer genoteerd. Op 31 augustus 2005 is er telefonisch contact geweest tussen een medewerker van SenterNovem en appellante. In dit gesprek is naar voren gekomen dat appellante een bezwaarschrift had ingediend tegen de verklaring waarin de Energie-investeringsaftrek gelijk is aan het opgegeven bedrag in het meldingsformulier. Op 7 september 2005 heeft appellante nogmaals telefonisch contact gehad met voornoemde medewerker. De medewerker heeft appellante medegedeeld dat zij het bezwaarschrift wel kon aanpassen door middel van vermelding van het juiste nummer. Echter het bezwaarschrift zou dan niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat het buiten de bezwaartermijn is ingediend. Appellante heeft het bezwaarschrift aangepast en met dezelfde datum als vermeld in het eerste bezwaarschrift verzonden. Het bezwaarschrift is door verweerder niet meer in behandeling genomen vanwege het te laat indienen hiervan.
4. De beoordeling van het geschil
Verweerder heeft het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de daartoe gestelde termijn, die op 29 augustus 2005 eindigde, is ingediend, zonder dat van verontschuldigende omstandigheden is gebleken.
Hetgeen appellante aanvoert brengt het College niet tot het oordeel dat zij niet in verzuim is geweest.
Het bezwaarschrift van appellante waarop abusievelijk het nummer E20040387 was vermeld is door verweerder ontvangen op 30 augustus 2005. Dat appellante tot de laatste dag van de termijn heeft gewacht met het indienen van haar bezwaar, zodat het, ondanks de snelle reactie van verweerder niet meer mogelijk was de onjuistheid in de aanduiding van het bestreden besluit tijdig te herstellen, is een omstandigheid die voor haar rekening komt. Hier komt nog bij dat appellante, nadat zij op 31 augustus 2005 door verweerder op de hoogte was gebracht van haar vergissing, pas op 7 september 2005 een gecorrigeerd bezwaarschrift heeft ingediend.
Nu ook overigens niets is gesteld of gebleken op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat het bezwaar van appellante door verweerder ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, acht het College het beroep kennelijk ongegrond, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
Met toepassing van artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:54 van de Awb leidt dit tot de volgende uitspraak.
5. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, in tegenwoordigheid van mr. S. van Noordt, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op .
w.g. C.M. Wolters w.g. S. van Noordt