ECLI:NL:CBB:2006:AZ9439
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- J.A. Hagen
- J.L.W. Aerts
- Rechtspraak.nl
Tuchtprocedure tegen accountant wegens onterecht doen van mededelingen
In deze zaak gaat het om een tuchtprocedure tegen A AA, een accountant, die in beroep is gegaan tegen een beslissing van de Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten. De Raad van Tucht had op 5 december 2005 een klacht gegrond verklaard en A AA een schriftelijke waarschuwing opgelegd. De klacht was ingediend door B, die zich benadeeld voelde door de mededelingen die A AA had gedaan in correspondentie met advocaten van een derde partij, C. A AA stelde dat hij handelde in het belang van de maatschappij door misstanden aan te kaarten, maar de Raad van Tucht oordeelde dat zijn mededelingen niet deugden en in strijd waren met de eer van zijn stand.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak op 16 november 2006 behandeld, waarbij klaagster en haar echtgenoot aanwezig waren, maar A AA niet. Ondanks zijn afwezigheid heeft het College besloten de behandeling niet uit te stellen. In de beoordeling van de zaak heeft het College geconcludeerd dat de grieven van A AA niet konden slagen. Het College onderschreef de bevindingen van de Raad van Tucht en oordeelde dat A AA zich niet had gehouden aan de professionele normen die van een accountant verwacht worden.
De beslissing van het College was dat het beroep van A AA werd verworpen, en de opgelegde maatregel van de Raad van Tucht werd bevestigd. Dit besluit is gebaseerd op de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de relevante artikelen van de GBAA. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en zorgvuldigheid in de communicatie van accountants, en de noodzaak om zich te onthouden van ongefundeerde beschuldigingen.