ECLI:NL:CBB:2006:AZ4248
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- J.A. Hagen
- M.A. Fierstra
- J. Borgesius
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over vrijstelling van deelname aan bedrijfspensioenfonds en interpretatie van het Vrijstellingsbesluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Gulf Oil Nederland B.V. en Stichting Vroegpensioen Brandstoffenbedrijf tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 10 januari 2005 geoordeeld over de vrijstelling van deelname aan het bedrijfspensioenfonds van de Stichting op basis van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Gulf Oil had hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, evenals de Stichting. De kern van het geschil betreft de interpretatie van het Vrijstellingsbesluit, met name artikel 4, dat vrijstelling verleent aan werkgevers die niet onder de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst vallen of daarvan dispensatie hebben gekregen. Gulf Oil betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vrijstelling niet kon worden verleend omdat het verzoek niet mede door vakorganisaties was ingediend. De rechtbank had de rechtsgevolgen van de besluiten van de Stichting in stand gelaten, maar Gulf Oil stelde dat dit onterecht was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank de vrijstelling op basis van artikel 4 van het Vrijstellingsbesluit terecht had afgewezen, maar dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van de Stichting in stand had gelaten. Het College heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de rechtsgevolgen betreft en heeft de Stichting veroordeeld in de proceskosten van Gulf Oil. De uitspraak van het College biedt duidelijkheid over de voorwaarden waaronder vrijstelling kan worden verleend en de rol van vakorganisaties in dit proces.