2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante exploiteert sinds 26 juni 1997 een frituur/ snackbar te X.
- Bij besluit van 19 juli 2002 heeft verweerder appellante een boete van € 900,- opgelegd, omdat tijdens een inspectie op 10 oktober 2001 is gebleken dat a.) door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf geen passende veiligheidsprocedure is vastgesteld, toegepast, gehandhaafd en herzien, b.) de temperatuur van de niet-voorverpakte eet- of drinkwaar welke gekoeld moet worden bewaard tijdens de bewaring en/of het in voorraad hebben hoger was dan 7 graden Celsius, en c.) de kokswaar, die teneinde voor consumptie gereed te maken verhit behoefde te worden, niet ononderbroken werd gekoeld (lager dan 7 graden Celsius), bewaard of vervoerd.
- Blijkens het proces-verbaal van 11 mei 2004 heeft op 30 maart 2004 een inspectie plaatsgevonden van het eethuis van appellante. Blijkens de inspectiebevindingen werd in de eerste plaats geconstateerd dat de procedures weergegeven in de Hygiënecode voor de horeca, te weten een goedgekeurde hygiënecode als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Warenwetregeling Hygiëne van levensmiddelen, niet of onvoldoende werden toegepast. De registratielijsten met betrekking tot de eigen koelkast en diepvriezers waren voor het laatst op 22 juni 2001 ingevuld. De laatste datum op de registratielijst met betrekking tot de ontvangst van goederen was 17 mei, zonder vermelding van jaartal. Er was geen registratie met betrekking tot bereiding en afkoeling. Tevens was er geen schoonmaakplan opgesteld.
- In de tweede plaats werd met behulp van een gekalibreerde thermometer vastgesteld dat de temperatuur van een in de vitrine van het snackbargedeelte aanwezige frikadel en pikanto, te weten bederfelijke eetwaren die bij maximaal 7 graden Celsius moeten worden bewaard, respectievelijk 9,2 en 8,6 graden Celsius bedroeg.
- Naar aanleiding hiervan heeft verweerder bij besluit van 8 oktober 2004 (hierna: besluit I) appellante een boete van € 675,- opgelegd, omdat door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de vastgestelde veiligheidsprocedure niet (of onvoldoende) werd toegepast en gehandhaafd, teneinde de veiligheid van de eet- en drinkwaren die in dat bedrijf werden bereid, verwerkt, behandeld en verhandeld te waarborgen. Dit levert een overtreding op van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen in verbinding met artikel 30, derde lid, van de Warenwetregeling Hygiëne van levensmiddelen. Het boetebedrag van € 450,- is met 50% verhoogd, omdat appellante bij besluit van 19 juli 2002 eerder is beboet voor een soortgelijke overtreding, er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden en de mate van verwijtbaarheid aanleiding geeft tot verhoging van de boete.
- Voor het niet op of onder de 7 graden Celsius bewaren van bederfelijke eetwaren is aan appellante een waarschuwing gegeven.
- Blijkens het proces-verbaal van 8 juli 2004 heeft op 27 mei 2004 opnieuw een inspectie plaatsgevonden van het eethuis van appellante. Tijdens deze inspectie werd geconstateerd dat de procedures weergegeven in de Hygiënecode voor de horeca niet of onvoldoende werden toegepast. Ook bleek dat de registratielijsten met betrekking tot de temperaturen van de eigen koelkast en diepvriezers op 22 juni 2001 voor het laatst waren ingevuld. De registratielijst met betrekking tot de ontvangst van goederen was op 17/5 en 18/5 voor het laatst ingevuld, maar een jaartal ontbrak. Er was geen registratie met betrekking tot bereiding en afkoeling en ook was er geen schoonmaakplan opgesteld.
- Verder zijn tijdens de inspectie de temperaturen van in de vitrine van het snackbargedeelte aanwezige bederfelijke eetwaren (kipcorn, mexicano) en kokswaren (loempia, bamibal, kroket) gecontroleerd. Uit de metingen bleek dat de temperaturen van deze waren alle boven het toegestane maximum van 7 graden Celsius lagen, te weten 9,3; 9,9; 8,3; 10,2 en 8,0 graden Celsius.
- Naar aanleiding hiervan heeft verweerder bij besluit van 8 oktober 2004 (hierna: besluit II) appellante een boete van
€ 1.237,50 opgelegd, omdat:
a.) door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de vastgestelde veiligheidsprocedure niet (of onvoldoende) werd toegepast en gehandhaafd, teneinde de veiligheid van de eet- en drinkwaren die in dat bedrijf werden bereid, verwerkt, behandeld en verhandeld te waarborgen. Dit levert een overtreding op van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen in verbinding met artikel 30, derde lid, van de Warenwetregeling Hygiëne van levensmiddelen. Het boetebedrag van € 450,- is met 50% verhoogd (= € 675,-), omdat appellante bij besluit van 19 juli 2002 eerder is beboet voor een soortgelijke overtreding, er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden en de mate van verwijtbaarheid aanleiding geeft tot verhoging van de boete;
b.) de temperatuur van niet-voorverpakte eet- of drinkwaar, welke gekoeld moet worden bewaard teneinde microbiologisch bederf of de uitgroei van pathogene micro-organismen tegen te gaan, tijdens de bewaring en/of het in voorraad hebben hoger was dan 7 graden Celsius. Dit levert een overtreding op van artikel 2, eerste lid, in verbinding met artikel 15, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. Het boetebedrag van € 450,- is met 25% verhoogd
(= € 562,50), omdat appellante bij besluit van 19 juli 2002 eerder is beboet voor een soortgelijke overtreding, er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden en de mate van verwijtbaarheid aanleiding geeft tot verhoging van de boete;
c.) de kokswaar, die teneinde voor consumptie gereed te maken kennelijk nog verhit moest worden, niet ononderbroken werd gekoeld (lager dan 7 graden Celsius) dan wel in diepvries bewaard of vervoerd. Dit levert een overtreding op van artikel II, tweede lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet in verbinding met artikel 2, eerste lid, onder b, van het Kokswarenbesluit (Warenwet). Het boetebedrag van € 450,- is met 25% verhoogd (= € 562,50), omdat appellante bij besluit van 19 juli 2002 eerder is beboet voor een soortgelijke overtreding, er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden en de mate van verwijtbaarheid aanleiding geeft tot verhoging van de boete. Gelet op de samenhang tussen deze overtreding en de onder b.) genoemde is voor deze overtredingen één maal een boete opgelegd.
- Tegen deze besluiten heeft de directeur van appellante bij brief van 9 oktober 2004 bezwaar gemaakt.
- Deze is op 25 januari 2005 omtrent zijn bezwaren gehoord.
- Bij besluit van 14 juni 2005 heeft verweerder, in overeenstemming met het advies van 24 mei 2005 van de VWS-commissie bezwaarschriften Awb, de bezwaren ongegrond verklaard.
- Vervolgens heeft de rechtbank het tegen dit besluit bij brief van 24 juni 2005 ingestelde beroep ongegrond verklaard.