ECLI:NL:CBB:2006:AZ1505
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- J.A. Hagen
- F. Stuurop
- H.A.B. van Dorst Tatomir
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Verkeer en Waterstaat inzake speciale bijdrage Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot
In deze zaak heeft appellante, V.O.F. Fa. A en B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat betrekking heeft op de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van 17 maart 2000, waarbij een speciale bijdrage werd opgelegd. De procedure begon met een brief van appellante op 17 december 2004, waarin zij haar beroep tegen het besluit van 8 november 2004 aankondigde. De Minister had in dat besluit gereageerd op het bezwaar van appellante tegen het eerdere besluit van 17 maart 2000. De zaak werd behandeld in een zitting op 15 augustus 2006, waar beide partijen hun standpunten toelichtten.
De kern van het geschil draait om de toepassing van de oud-voor-nieuw regeling, die is vastgelegd in de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot. Appellante betwistte de opgelegde verplichtingen en stelde dat deze in strijd waren met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Ze voerde aan dat zij bij de bouw van haar schip, de "Cornelis R.", mocht vertrouwen op de afschaffing van de oude regeling en dat de nieuwe regeling niet op haar van toepassing kon zijn. De Minister handhaafde echter zijn besluit, wat leidde tot de rechtszaak.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de grieven van appellante tegen de oud-voor-nieuw verplichtingen ongegrond verklaard, maar oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding niet deugde. Het College stelde vast dat appellante onterecht meer tonnage had moeten slopen dan nodig was, en dat de Minister niet had onderkend dat appellante recht had op schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad. Het College heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het verzoek om schadevergoeding was afgewezen en verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,00.