2. De grondslag van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 86, eerste lid, van de Gwd wordt uit het Diergezondheidsfonds aan de eigenaar een tegemoetkoming in de schade uitgekeerd, indien:
a. dieren krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel f, worden gedood;
b. produkten of voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel g, onschadelijk worden gemaakt;
c. maatregelen krachtens het bepaalde in artikel 22, tweede lid, onderdeel f en g, zijn toegepast.
In artikel 87 Gwd is - onder meer - bepaald dat, alvorens de dieren op grond van
artikel 22, eerste lid, onderdeel f, worden gedood of producten en voorwerpen op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel g, onschadelijk worden gemaakt, danwel producten en voorwerpen op grond van artikel 22, tweede lid, onderdeel f, worden vernietigd, de waarde daarvan wordt vastgesteld.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Met het oog op voorgenomen maatregelen als bedoeld in artikel 22 Gwd in verband met een uitbraak in Nederland van Aviaire Influenza heeft de keuringsdierenarts van de RVV mevrouw D (hierna: D) op 14 april 2003 een zogenoemde screening verricht op het bedrijf van appellante.
- Op een naar aanleiding van deze screening opgemaakt formulier heeft D onder meer vermeld "Ruiperiode ingezet (d.d. 10-4 '03) legcapaciteit daardoor afgenomen. Daarvóór lag het legpercentage op 60%". Namens appellante heeft C (verder: C) dit formulier onder voorbehoud voor akkoord getekend.
- Op 28 april 2003 heeft op het bedrijf van appellante in het kader van de tegemoetkoming in de schade een taxatie plaatsgevonden, waarvan een taxatieformulier is opgemaakt. Blijkens bijlage A.4 van dit formulier is de taxateur, op basis van informatie van appellante, uitgegaan van totaal 105.969 leghennen in de stallen 1 tot en met 3, die op 14 maart 2003 in de rui zouden zijn gebracht en 35.627 leghennen in stal 4, die op 17 maart 2003 in de rui zouden zijn gebracht. Uitgaande van de daadwerkelijke leeftijd van de leghennen op de screeningsdatum en de fictieve leeftijdsverlaging in verband met rui, heeft de taxateur voor de waardebepaling de leeftijd van de hennen in de stallen 1 tot en met 3 gesteld op (afgerond) 68 weken en die van de hennen in stal 4 op (afgerond) 71 weken.
Op grond daarvan en rekening houdend met een waardetabel is de waarde bepaald op
€ 1,03 per hen in de stallen 1 tot en met 3 en € 0,83 per hen in stal 4.
- In bijlage C van het taxatieformulier is vermeld dat het werkelijk getelde aantal eieren 577.620 bedraagt. De waarde van de eieren is bepaald op totaal € 64.536,07.
- Het taxatieformulier is namens appellante niet voor akkoord getekend.
- Aan appellante is op 20 augustus 2003 een voorschot op de schadevergoeding toegekend.
- De Algemene Inspectiedienst (hierna: AID) heeft in de periode mei tot en met augustus 2003 een onderzoek verricht met betrekking tot de bedrijfssituatie van appellante ten tijde van de screening en taxatie, en daarvan processen-verbaal opgemaakt. Blijkens de gedingstukken heeft de AID bij de afnemer van de eieren van appellante, Weko Food International B.V. (hierna: Weko), facturen aangetroffen waaruit blijkt dat appellante in de weken 12, 13 en 14 van 2003 onderscheidenlijk 610.200, 545.400 en 599.400 witte eieren heeft geleverd.
- Omdat appellant het taxatieformulier niet voor akkoord heeft getekend, zijn op verzoek van verweerder bij beschikking van 26 november 2003 door de kantonrechter te Roermond drie deskundigen, waaronder de oorspronkelijk taxateur, benoemd.
- Bij de hertaxatie van 10 februari 2004 hebben voormelde drie deskundigen op basis van de bevindingen van de AID de waarde van de dieren bepaald op € 0,24 per hen en zijn zij, uitgaande van de boekhouding van appellante eind 2002, uitgegaan van een aantal van 125.700 leghennen (in plaats van het aantal van 141.598 in de eerste taxatie). Voor de berekening van de waarde van de eieren is er bij de hertaxatie van uitgegaan dat 5.220 eieren minder dan een week oud waren en dat de overige 572.400 eieren ouder waren dan twee weken.
- Bij besluit van 25 februari 2004 heeft verweerder appellante - onder meer - meegedeeld dat de werkelijke waarde (inclusief BTW) van het pluimvee en van de eieren onderscheidenlijk € 108.552,14 en € 58.509,31 lager is vastgesteld dan in de oorspronkelijke taxatie. Rekening houdend met de bij dit besluit toegekende dagvergoeding en vergoeding voor door de ruiming ontstane schade, vordert verweerder van appellante een bedrag van € 56.741,18 (exclusief BTW) terug.
- Bij brief van 6 april 2004 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit, welk bezwaar bij brief van 25 mei 2004 is aangevuld met gronden.
- Op 21 juli 2004 is appellante naar aanleiding van haar bezwaar gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
- Bij vonnis van 8 april 2005 is C door de strafkamer van de rechtbank Roermond veroordeeld wegens het plegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Blijkens de bewezenverklaring bestaat deze valsheid in geschrift uit het in de legkalenders met betrekking tot de onderscheiden stallen/hokken van het bedrijf valselijk en in strijd met de waarheid vermelden dat over de perioden 13 maart tot en met 14 april 2003, onderscheidenlijk 11 maart tot en met 16 april 2003 geen eieren zijn geproduceerd in verband met rui.
- Blijkens de bewijsmiddelen behorend bij voormeld strafvonnis, heeft RVV-dierenarts D op 4 juni 2003 tegen de AID verklaard dat C haar ten tijde van de screening heeft meegedeeld dat hij op 10 april 2003 was begonnen met het inzetten van de rui en heeft hij haar de legkalenders van de vier pluimveestallen getoond.
Met betrekking tot die legkalenders heeft D verklaard zeker te weten dat daarop in de weken voorafgaand aan de screening geen ruiperiode was vermeld.
- In de bewijsmiddelen bij het strafvonnis is voorts een op 25 juni 2003 door C tegenover de AID afgelegde verklaring weergegeven, onder meer inhoudend dat de rui daadwerkelijk in de eerste week april (2003) is ingezet en dat vóór de taxatiedatum het idee is ontstaan de leeftijd van de hennen te verjongen door het terugbrengen van de ruiperiode.