ECLI:NL:CBB:2006:AY9309
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming in schade voor verdachte dieren onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, een pluimveehouder, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarbij een aanvullende tegemoetkoming van € 13.572,90 was toegekend op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd). Dit besluit volgde op een eerdere tegemoetkoming van € 177.393,60 die was toegekend na het doden van verdachte dieren in verband met de vogelpestcrisis in 2003.
De procedure begon op 6 september 2005, toen appellant een beroepschrift indiende tegen het besluit van 28 juli 2005, waarin niet volledig aan zijn bezwaar was tegemoetgekomen. Appellant stelde dat de vergoeding per enting voor de toegediende entstoffen € 0,80 moest zijn, terwijl verweerder een bedrag van € 0,5508928 hanteerde. Het College oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom dit lagere bedrag werd gehanteerd en dat het bestreden besluit niet voldeed aan de vereiste zorgvuldigheid.
Het College concludeerde dat het beroep gegrond was en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen om met inachtneming van de uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd bepaald dat het door appellant betaalde griffierecht van € 138,-- aan hem werd vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en het betrekken van alle relevante gegevens in de besluitvorming door bestuursorganen.