ECLI:NL:CBB:2006:AX9777
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen heffing op basis van de Verordening heffingen edelpelsdieren (PPE) 2004
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren, waarbij een heffing is opgelegd op basis van de Verordening heffingen edelpelsdieren (PPE) 2004. De heffing, die betrekking heeft op het aantal moederdieren nertsen en vossen dat appellant houdt, werd vastgesteld op € 2.518,28. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De procedure begon met de indiening van het beroep op 10 mei 2005, na een eerdere beslissing van 12 november 2004 van de verweerder. Tijdens de zitting op 29 mei 2006 zijn beide partijen verschenen en is het onderzoek ter zitting gehouden.
De kern van het geschil draait om de vraag of de heffing rechtmatig is opgelegd. Appellant betoogde dat de Verordening onredelijk is, omdat deze geen rekening houdt met ondernemers die na de landbouwtelling hun bedrijf beëindigen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat de heffing in overeenstemming is met de Verordening en dat verweerder een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het opleggen van heffingen. Het College concludeerde dat de keuze om de kosten voor het onderzoekscentrum over alle ondernemers te verdelen, niet onredelijk is en dat de Verordening niet onverbindend is.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde heffing rechtmatig is. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Borman, met mr. J.M.W. van de Sande als griffier, op 13 juni 2006.