5. De beoordeling van het geschil
5.1 Zowel in beroep als in hoger beroep heeft A zich op het standpunt gesteld dat het Reglement verdergaande eisen stelt dan voor het beoogde doel, voorkomen dat aan het GVB-examen kandidaten deelnemen zonder redelijke slagingskans waardoor de NGF-examencommissie wordt overbelast, noodzakelijk is. Hierbij is van belang dat de NGF op de GVB-markt over een monopoliepositie beschikt. Ten onrechte heeft de rechtbank volgens A overwogen dat voor hem de weg openstond zich bij PGAH ter erkenning aan te melden. Het gaat immers om de vraag of de EGTF opleiding voldoende is om te beoordelen of een golfer het niveau heeft dat is vereist om het GVB examen te halen. De EGTF richt zich exclusief op lesgeven. De NPGA heeft een uitgebreider curriculum waarin ook veel management aan de orde komt.
5.2 De NMa heeft voor de mededingingsrechtelijke beoordeling van artikel 1 van hoofdstuk III van het Reglement aansluiting gezocht bij de Richtsnoeren samenwerking bedrijven. Zij heeft zich impliciet op het standpunt gesteld dat het doel van deze bepaling niet is de mededinging te beperken en heeft het onderzoek geconcentreerd op de vraag of deze bepaling ten gevolge heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Hierbij heeft de NMa kort gezegd, geconcludeerd dat de golfprofessionals die een erkende opleiding hebben gevolgd een zeker niveau qua kennis en vaardigheden bezitten, dat alle criteria nauw verband houden met de golfsport dan wel met de golfopleiding als zodanig en dat voorts niet gebleken is dat de criteria verder gaan dan noodzakelijk. Van een discriminerende toepassing van de regeling is de NMa niet gebleken.
5.3 De NMa heeft in dit verband betoogd dat het Reglement in beginsel binnen de bevoegdheid van de NGF tot zelfregulering valt, dat de sportieve doeleinden worden meegewogen bij de beslissing of de regeling proportioneel is om de sportieve belangen te bereiken en dat het niet aan de NMa is het door NGF verlangde kwaliteitsniveau in twijfel te trekken.
Dienaangaande oordeelt het College dat regelgeving die voortkomt uit het specifieke karakter van sportwedstrijden, inherent is aan de organisatie van de sportcompetitie en buiten de economische mededingingsverhoudingen staat, zodat artikel 6 Mw niet van toepassing is op besluiten van ondernemersverenigingen of overeenkomsten tussen ondernemingen met een dergelijke inhoud noch op regels die met het oog op het behoud van dit specifieke karakter noodzakelijk zijn. Artikel 6 Mw is echter onverkort van toepassing op regelgeving die, hoewel vastgesteld op het gebied van sport, betrekking heeft op het economische aspect van de sportieve activiteit.
Het College heeft niet kunnen vaststellen dat de onderhavige regulering noodzakelijk is in verband met de organisatie van sportwedstrijden. De voorwaarde dat kandidaten die geen lid zijn van een club voor deelname aan het GVB examen bij de NGF worden aangemeld door een GPA golfprofessional berust evenmin op zuiver sportieve overwegingen maar wordt door NGF gerechtvaardigd geacht uit capaciteitsoverwegingen. Dit brengt mee dat de beoordeling van het onderhavige besluit van de NGF niet anders dient plaats te vinden dan de beoordeling van besluiten van andere ondernemersverenigingen.
5.4 De vraag die partijen met betrekking tot dit besluit met name verdeeld houdt, is of de criteria objectief noodzakelijk zijn ter bereiking van de beoogde doeleinden. Met de in artikel 1 van hoofdstuk III van het Reglement neergelegde regeling wordt beoogd een bepaald spelersniveau op de baan en kwaliteit van de opleiding van beginnende golfers te waarborgen alsmede te voorkomen dat de vrijwilligers die het GVB-examen afnemen overbelast worden. Deze doelen zijn op zich niet onverenigbaar met artikel 6 Mw.
5.5 Het College stelt vast dat voor de aanmelding voor het GVB examen niet de voorwaarde geldt dat de kandidaat daaraan voorafgaand een bepaalde opleiding of een opleiding met een bepaald curriculum heeft gevolgd. Evenmin is bepaald dat aanmelding voor het GVB examen slechts mag geschieden indien de kandidaat aan bepaalde criteria voldoet. Uit het behalen van het GVB blijkt dat de basisprincipes van golf worden beheerst. Het examen voor kandidaten die geen lid zijn van een club omvat een theorie-examen en een proeve van bekwaamheid. Van het deel Golftechniek wordt op grond van artikel 3 van hoofdstuk III dispensatie verleend indien de lesgevend professional verklaart dat de kandidaat in voldoende mate over deze vaardigheden beschikt. Over deze wijze van examineren van dit examenonderdeel bevat het Reglement indien het betreft de aanmelding door een club geen uitdrukkelijke voorschriften. Of voldaan is aan de eisen die worden gesteld aan het onderdeel Golftechniek is op relatief eenvoudige wijze aan de hand van objectieve criteria vast te stellen.
5.6 De opleiding die leidt tot een door de PGA Holland erkend diploma, bevat, blijkens het PGA guideline document "The Recognition Process" (revised July 1998) de volgende onderwerpen: Sports Science and its Application to Golf, General Teaching and Learning Skills, Technical Knowledge of Golf, Golf Instruction, The Game of Golf en Business Management. In Nederland wordt deze opleiding verzorgd door het Van Swinderen Golf College aan de Fontys Sporthogeschool. Het betreft een tweejarige fulltime opleiding.
5.7 Met betrekking tot het oogmerk een bepaald spelersniveau op de baan en de kwaliteit van de opleiding van beginnend golfers te waarborgen valt niet zonder meer in te zien hoe artikel 1 van hoofdstuk III van het Reglement daartoe noodzakelijk is. Deze bepaling stelt immers geen eisen aan de opleiding inhoudelijk noch wat betreft de omvang, en evenmin aan het niveau dat spelers moeten hebben bereikt alvorens zij voor het GVB examen worden aangemeld. Zonder nadere argumentatie is evenmin duidelijk waarom dit oogmerk niet reeds wordt verzekerd door het verwerven van het GVB zodat evenmin is gebleken dat artikel 1 van hoofdstuk III van het Reglement noodzakelijk is met het oog op de eerstgenoemde doelstelling.
5.8 Met betrekking tot het als tweede genoemde oogmerk van artikel 1 van hoofdstuk III van het Reglement, voorkomen dat de vrijwilligers die het GVB-examen afnemen overbelast worden, is naar het oordeel van het College evenmin voldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk is dat degene die aanmeldt voor het examen een door PGAH erkende golfprofessional is. Hierbij is met name van belang is dat enerzijds het Reglement geen eisen bevat waaraan de kandidaat moet voldoen alvorens hij in aanmerking kan komen voor het afleggen van het examen en anderzijds dat de PGA professional een zeer uitgebreide opleiding met succes moet voltooien waarvan op voorhand evenwel niet duidelijk is dat alle onderdelen daadwerkelijk relevant zijn voor de beoordeling die de PGA professional kennelijk wordt geacht te verrichten alvorens hij een kandidaat voor het GVB examen aanmeldt. Het College acht het voorts van belang dat het GVB examen enkel de basisprincipes van golf betreft waarvoor slechts elementaire eisen worden gesteld. Niet op voorhand kan worden aangenomen dat de gestelde eis dat aanmelding van kandidaten die geen lid zijn van een club voor het GVB examen slechts kan geschieden door een golfprofessional in het bezit van een door de PGA erkend diploma noodzakelijk is om te voorkomen dat de vrijwilligers van de NGF GVB commissie te zwaar zouden worden belast en dat niet zou kunnen worden volstaan met het stellen van een voorwaarde die minder beperkend is.
5.9 De conclusie is dat de NMa onvoldoende heeft onderzocht of de regeling proportioneel is met het nagestreefde doel, waarbij, als dat het geval zou zijn, golfprofessionals die niet aan de eisen voldoen, ten onrechte worden buitengesloten van het kunnen aanmelden voor het examen. De NMa heeft derhalve in strijd gehandeld met artikel 3:2 Awb. Aan dit oordeel doet niet af dat de NGF aansluiting heeft gezocht bij de eisen die gelden voor het diploma van de enige door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erkende opleiding aangezien niet is gesteld noch is gebleken dat deze erkenning verband houdt met het oogmerk van artikel 1 van hoofdstuk III van het Reglement.
5.10 Gelet op het vorenstaande is het College tevens van oordeel dat de beslissing op bezwaar in strijd met artikel 7:12 Awb niet op een deugdelijke motivering berust.
5.11 Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat het hoger beroep gegrond is en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal het College het beroep gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen. De NMa zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen.
5.12 Het College acht termen aanwezig de NMa met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van A. Deze kosten worden op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.449,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank, 0,5 punt voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, 1 punt voor het indienen van een hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van het College, met een wegingsfactor 1, ad € 322 per punt).