ECLI:NL:CBB:2006:AW1999
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- C.J. Borman
- F. Stuurop
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Verkeer en Waterstaat inzake speciale bijdrage Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot
In deze zaak heeft appellante, V.o.f. Quinto, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat betrekking heeft op de speciale bijdrage ingevolge de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot. Het beroep is ingediend op 19 april 2004, tegen een besluit van 10 maart 2004, waarin de Minister op het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 12 juli 2000 heeft beslist. Dit eerdere besluit legde appellante een speciale bijdrage op van f 156.503,00 (€ 71.017,97) op basis van het laadvermogen van haar schip, de 'Quinto'. De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder het indienen van gronden door appellante en een verweerschrift van de Minister. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 31 maart 2006 uitspraak gedaan.
De kern van het geschil betreft de oud-voor-nieuw verplichtingen die voortvloeien uit de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot. Appellante betwist de hoogte van de opgelegde bijdrage en stelt dat de Minister in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld. Appellante voert aan dat zij bij de bouw van haar schip mocht vertrouwen op de beëindiging van de oude regeling en dat de nieuwe regeling niet op haar van toepassing zou zijn. Het College heeft de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, maar heeft wel geoordeeld dat de Minister niet op het verzoek om schadevergoeding heeft beslist. Het College heeft het beroep gegrond verklaard en de besluiten van de Minister vernietigd, met de opdracht om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Minister om zorgvuldig om te gaan met de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving en de verwachtingen van de betrokken partijen. Tevens is er een proceskostenveroordeling uitgesproken ten gunste van appellante, die recht heeft op vergoeding van de gemaakte kosten en het griffierecht.