3. Het standpunt van verzoekster
3.1 In haar verzoekschrift heeft verzoekster gesteld dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om te eisen dat zij binnen de begunstigingstermijn voldoet aan de gestelde last, omdat daardoor haar bedrijfsvoering op ernstige wijze wordt ontwricht. Zij heeft voorts verwezen naar de inhoud van haar bezwaarschrift.
3.2 In haar bezwaarschrift heeft verzoekster het volgende naar voren gebracht.
Om te kunnen beschikken over een chauffeurspas dient een chauffeur sinds de inwerkingtreding van het Besluit van 2 juni 2004 (Stbl. 2004, 252) te voldoen aan eisen van vakbekwaamheid, getoetst door het succesvol afleggen van een examen. Ingevolge artikel II van het Besluit van 2 juni 2004 zijn chauffeurs die op 1 juli 2004 in het bezit waren van een chauffeurspas en een praktische ervaring van drie jaren hadden, vrijgesteld van het examen. Chauffeurs met een geldige chauffeurpas, maar zonder genoemde ervaring, hoefden op grond van een overgangsregeling eerst op 1 januari 2006 aan de eisen te voldoen. Bij verzoekster gold deze overgangsregeling voor 1650 chauffeurs. Verzoekster heeft daartoe bij het Centraal Bureau rijvaardigheidsbewijzen (CBR) 4582 af te nemen (theorie- en praktijk)examens ingekocht.
Bij Besluit van 13 juni 2005 (Staatsblad 2005, 322) is de mogelijkheid gecreëerd om voor bij ministeriële regeling aan te wijzen soorten taxidiensten, te volstaan met een chauffeurspas onder beperkingen. Deze mogelijkheid is op 16 september 2004 aangekondigd, maar pas sinds 24 augustus 2005 is duidelijk in welke gevallen kan worden volstaan met het afleggen van het beperkter en dus lichter examen.
Gelet op het aantal mensen dat het examen moet afleggen, is de termijn van augustus 2005 tot 1 januari 2006 te kort, te meer daar ook rekening moet worden gehouden met het afleggen van herexamens. Het schriftelijk examen is bovendien voor chauffeurs van buitenlandse afkomst niet eenvoudig en deze groep mag pas na drie keer schriftelijk (her)examen te hebben gedaan, mondeling examen doen.
Verzoekster heeft de examens onmiddellijk aangevraagd, maar ongeveer 300 werknemers is het niet gelukt om vóór 1 januari 2006 te voldoen aan de eisen. Het CBR is er, door de hausse aan aanvragen, niet in geslaagd tijdig de herexamens te plannen. Inmiddels hebben 134 werknemers het examen alsnog gehaald. Waarschijnlijk voldoen op 1 april 2006 alle werknemers van verzoekster aan de gestelde eisen. De begunstigingstermijn moet daarom worden verlengd tot deze datum. Verzoekster doet er alles aan om zoveel mogelijk werknemers het examen te laten halen.
Verzoekster heeft in haar zienswijze van 19 januari 2006 aangeduid waarom de bij de controle betrokken chauffeur niet over het vereiste getuigschrift beschikte en dat geen sprake was van een uitzonderingssituatie. Omdat verzoekster haar vervoersovereenkomsten dient na te komen, kan zij niet anders dan – in totaal 95 - van de gezakte chauffeurs die nog geen herexamen hebben gedaan, maar waar wel al een herexamen voor is gepland, toch in te zetten. De overige 71 zijn niet aan het werk. Verzoekster heeft verweerder verzocht in te stemmen met deze voor verzoekster essentiële overgangssituatie. Zij dreigt anders in grote problemen te komen, omdat op korte termijn geen externe gediplomeerde kandidaten beschikbaar zijn, terwijl voorts vaak is overeengekomen om met vaste chauffeurs te werken. Verweerder heeft evenwel niet gereageerd op dit verzoek.
Verzoekster onderkent het belang van de nieuwe exameneisen. Zij ziet evenwel niet het belang van het strikt vasthouden aan de gestelde overgangstermijn. Er is immers een wijziging van omstandigheden, door de aanpassing van de eisen in september 2005. Daar moet bij in aanmerking worden genomen dat de betrokken chauffeurs wel beschikken over de chauffeurspas. Het belang van handhaving weegt onder deze omstandigheden niet zwaarder dan het belang van verzoekster bij opschorting. Verweerder maakt niet duidelijk dat hij de ontwrichting van de bedrijfsvoering in de belangenafweging heeft meegewogen.
3.3 Ter zitting is namens verzoekster, in aanvulling op het voorgaande het volgende naar voren gebracht.
Verzoekster heeft een spoedeisend belang bij schorsing van het besluit van 26 januari 2006, dan wel bij verlenging van de begunstigingstermijn tot 1 mei 2006. De in voornoemd besluit opgenomen begunstigingstermijn van één dag is voorts te kort. Door de last zijn ernstige problemen ontstaan bij de uitvoering van lopende vervoerscontracten.
Verzoekster blijkt afhankelijk van de beschikbare capaciteit bij het CBR. Deze capaciteit is niet toereikend. Gelet op de beschikbare capaciteit ziet het er naar uit dat alle chauffeurs op 1 mei aanstaande ten minste tweemaal examen hebben kunnen doen. Verzoekster voert nu het beleid dat van chauffeurs die het examen ook een tweede keer niet halen, afscheid wordt genomen. Het is onredelijk dat verzoekster het risico blijft lopen dat dwangsommen worden verbeurd.
Omdat de lichtere exameneisen voor 976 van haar chauffeurs zouden gaan gelden, was het niet meer dan logisch dat verzoekster deze chauffeurs niet heeft gemeld voor het reguliere examen. Daar zat ook een financieel aspect aan, omdat chauffeurs die het reguliere examen hebben gehaald conform de CAO hoger worden ingeschaald.
Verweerders stelling dat alle andere grote taxiondernemingen er in wel zijn geslaagd hun chauffeurs tijdig het examen te laten afleggen, is, naar uit de gegevens van het CBR blijkt, onjuist.