"Artikel 905
1. Indien het in artikel 239, lid 2, van het wetboek bedoelde verzoek om terugbetaling of kwijtschelding vergezeld gaat van bewijsstukken waarmee het bestaan kan worden aangetoond van bijzondere omstandigheden die geen frauduleuze handeling of klaarblijkelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden, verwijst de lidstaat waaronder de beschikkende douaneautoriteit ressorteert de zaak door naar de Commissie ter behandeling volgens de procedure bedoeld in de artikelen 906 tot en met 909 wanneer:
- deze autoriteit van oordeel is dat de bijzondere situatie het gevolg is van een verzuim van de Commissie, of
- de omstandigheden in het betrokken geval verband houden met de resultaten van een communautair onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 515/97, dan wel op grond van enige andere communautaire bepaling of door de Gemeenschap met bepaalde landen of groepen van landen gesloten overeenkomst die in de mogelijkheid van dergelijke communautaire onderzoeken voorziet, of
- het bedrag waarvoor de belanghebbende ingevolge dezelfde bijzondere omstandigheden aansprakelijk is en dat, in voorkomend geval, met meerdere in- en uitvoerverrichtingen verband houdt, hoger is dan of gelijk is aan 500000 EUR.
De term 'belanghebbende' heeft dezelfde betekenis als in artikel 899.
2. De in lid 1 bedoelde verwijzing vindt niet plaats wanneer:
- de Commissie overeenkomstig de procedure van de artikelen 906 tot en met 909 reeds een beschikking heeft genomen in een zaak waarin zich feitelijk en juridisch vergelijkbare omstandigheden hebben voorgedaan;
- reeds een zaak die feitelijk en juridisch vergelijkbaar is bij de Commissie is ingeleid.
3. Het aan de Commissie toegezonden dossier dient alle voor het onderzoek van het voorgelegde geval noodzakelijke elementen te bevatten, met inbegrip van een gedetailleerde evaluatie van het gedrag van de belanghebbende en met name van diens beroepservaring en goede trouw en de zorgvuldigheid waarvan hij blijk heeft gegeven. Deze evaluatie dient vergezeld te gaan van alle elementen die zouden kunnen aantonen dat de belanghebbende te goeder trouw heeft gehandeld. Het dossier moet bovendien een door de belanghebbende ondertekende verklaring bevatten waarin deze bevestigt dat hij kennis heeft genomen van het dossier en daaraan niets wenst toe te voegen of waarin hij alle aanvullende elementen vermeldt die zijns inziens in het dossier dienen te worden opgenomen.
4. De Commissie bevestigt onverwijld de ontvangst van het dossier aan de betrokken lidstaat.
5. Wanneer blijkt dat de door de lidstaat medegedeelde gegevens voor de Commissie ontoereikend zijn om zich met kennis van zaken te kunnen uitspreken over het haar voorgelegde geval, kan zij deze of enige andere lidstaat om aanvullende informatie verzoeken.
6. De Commissie zendt het dossier terug aan de douaneautoriteit en de in de artikelen 906 tot en met 909 bedoelde procedure wordt geacht nooit te zijn ingeleid indien een van de volgende omstandigheden zich voordoet:
- uit het dossier blijkt dat tussen de douaneautoriteit die het dossier heeft doorverwezen en de persoon die de in lid 3 bedoelde verklaring heeft ondertekend onenigheid bestaat over de feiten;
- het dossier is duidelijk onvolledig in die zin dat het geen enkel element bevat dat een onderzoek door de Commissie rechtvaardigt;
- het dossier dient krachtens het bepaalde in de leden 1 en 2 niet naar de Commissie te worden doorverwezen;
- het bestaan van de douaneschuld is niet vastgesteld;
- tijdens het onderzoek van het dossier heeft de douaneautoriteit de Commissie nieuwe elementen ter kennis gebracht die de feitelijke inhoud of de juridische evaluatie van het dossier ingrijpend kunnen wijzigen.
(…)"