ECLI:NL:CBB:2006:AV1531

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/483
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning exploitatievergunning speelautomatenhal en geschil over vergunningverlening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over de toekenning van een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal aan Multi Game B.V. De vergunning werd verleend door de burgemeester van Alkmaar op 22 februari 2005, maar de appellante, Multi Game B.V., heeft hiertegen bezwaar aangetekend. De kern van het geschil draait om de vraag of de vergunning, die beperkt was tot behendigheidsautomaten, ook kansspelautomaten zou moeten omvatten. Appellante heeft in haar verzoek van 29 oktober 2004 aangegeven dat zij de bestaande vergunning naar een ander adres wilde verhuizen, zonder te verzoeken om uitbreiding met kansspelautomaten. De burgemeester heeft echter de aanvraag geïnterpreteerd als een nieuwe aanvraag voor een vergunning voor een speelautomatenhal met uitsluitend behendigheidsautomaten.

Tijdens de zitting op 21 december 2005 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de beperking tot behendigheidsautomaten in strijd was met de Wet op de kansspelen. Het College heeft echter geoordeeld dat de burgemeester terecht de vergunning heeft verleend zoals door appellante aangevraagd. Het College heeft vastgesteld dat er geen verzoek is gedaan tot uitbreiding van de vergunning met kansspelautomaten en dat de burgemeester niet verplicht was om een aanvraagformulier voor een andere vergunning te verstrekken.

De uitspraak van het College concludeert dat het beroep van appellante ongegrond is, en dat de verleende vergunning in stand blijft. Het College heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, en heeft de beslissing op 1 februari 2006 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 05/483 1 februari 2006
29030 Wet op de kansspelen
Exploitatievergunning
Uitspraak in de zaak van:
Multi Game B.V. Speelautomaten, te Leidschendam, appellante,
gemachtigde: mr. O.H. Minjon, advocaat te Alkmaar,
tegen
de burgemeester van Alkmaar, verweerder,
gemachtigde: M. Blom, werkzaam bij de gemeente Alkmaar.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 13 juli 2005, bij het College binnengekomen op 14 juli 2005, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 6 juli 2005.
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen zijn besluit van 22 februari 2005, waarbij vergunning is verleend voor de exploitatie van een speelautomatenhal, ongegrond verklaard.
Bij brief van 25 juli 2005 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden. Voorts heeft hij meegedeeld dat hetgeen in beroep is aangevoerd hem geen aanleiding gaf het bestreden besluit te herzien.
Op 21 december 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunt hebben toegelicht. Voor appellante was ter zitting voorts aanwezig haar directeur A.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Wet op de kansspelen, voorzover thans van belang, luidt:
"Artikel 30
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
b. behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt;
c. kansspelautomaat: een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is (…).
Artikel 30b
1. Het is verboden, behoudens het in deze Titel bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben (…).
Artikel 30c
1. De vergunning kan slechts worden verleend, indien zij betreft het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten:
a. in een laagdrempelige inrichting;
b. in een hoogdrempelige inrichting;
c. in een inrichting, anders dan onder a of b, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, indien het houden van een zodanige inrichting krachtens een vergunning van de burgemeester bij gemeentelijke verordening is toegestaan.
2. Bij gemeentelijke verordening wordt het aantal speelautomaten vastgesteld waarvoor per inrichting, als bedoeld in het eerste lid, vergunning wordt verleend, met dien verstande dat
a. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder a, geen vergunning kan worden verleend voor kansspelautomaten;
b. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder b, het aantal kansspelautomaten waarvoor vergunning kan worden verleend, op twee wordt bepaald. (…)
Artikel 30e
1. De vergunning wordt geweigerd indien:
a. door het verlenen der vergunning zou worden afgeweken van het bij of krachtens artikel 30c bepaalde (…). "
De Verordening op de kansspelen van de gemeente Alkmaar (hierna: Verordening), luidt voor zover hier van belang als volgt:
" Artikel 3 Speelautomatenhallen
a. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.
b. De burgemeester kan vergunning verlenen voor maximaal twee speelautomatenhallen.
c. Behoudens het bepaalde onder b. kan de burgemeester vergunning verlenen voor maximaal twee speelautomatenhallen, onder voorwaarde dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.
d. (…)
e. Als bij rechterlijk vonnis onherroepelijk is komen vast te staan dat de voorwaarde als genoemd in lid c. onverbindend is, dan wordt het aantal speelautomaten voor de desbetreffende speelautomatenhal vastgesteld op een door de burgemeester te bepalen aantal, met een maximum van 15.
(…)."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij een daarvoor bestemd formulier, gedateerd 7 december 1998, heeft appellante verweerder verzocht om vergunning voor het vestigen van een speelautomatenhal in het pand B te C.
- Bij besluit van 18 januari 1999 heeft verweerder op dit verzoek als volgt beslist:
" (…)
verleent vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal met uitsluitend behendigheidsautomaten (…)"
- Van de vergunning is door appellante geen gebruik gemaakt.
- Bij brief van 6 oktober 2004 hebben burgemeester en wethouders van Alkmaar appellante als volgt bericht.
" (…) besluiten wij u op grond van artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening juncto artikel 7.9 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Binnenstad Centrumgebied" vrijstelling te verlenen van de artikelen 7.1 en 7.4 sub c van genoemde bestemmingsplanvoorschriften ten behoeve van de vestiging van een speelautomatenhal met uitsluitend behendigheidsautomaten in het pand plaatselijk bekend D.(…)"
- Bij brief van 29 oktober 2004 heeft appellante verweerder als volgt verzocht.
" In samenspraak met de afdeling stadsontwikkeling is er een vrijstelling verleend voor het pand gelegen aan de D. Wij verzoeken u de vergunning zoals reeds afgegegeven te verhuizen naar het bovengenoemde adres."
- Bij besluit van 22 februari 2005 heeft verweerder appellante vergunning verleend voor het exploiteren van een speelautomatenhal in het pand D te C. Aan de vergunning is onder meer de volgende voorwaarde verbonden:
" 6. In de inrichting staan maximaal 75 behendigheidsautomaten opgesteld;"
- Tegen dit besluit heeft appellante een bezwaarschrift ingediend. Zij heeft in bezwaar, kort gezegd, betoogd dat de beperking van de vergunning tot behendigheidsautomaten zich niet verdraagt met de Wet op de kansspelen.
- Appellante heeft op 12 mei 2005 haar bezwaar in een hoorzitting toegelicht.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het volgende overwogen en beslist.
" Op 16 oktober 1997 heeft de heer E verzocht om een speelautomatenhalvergunning. Op 24 oktober 1997 heeft hij dit verzoek herhaald. Bij brief van 18 november 1997 is - kort samengevat - door het college meegedeeld dat hij alleen in aanmerking kan komen voor een vergunning voor een speelhal met uitsluitend behendigheidsautomaten. De heer E heeft hierop bij brief van 26 november 1997 aangegeven voor een dergelijke vergunning in aanmerking te willen komen. Bij brief van 18 december 1997 is meegedeeld dat een concreet pand dient te worden genoemd. Daarnaast is meegedeeld welke gegevens dienen te worden overgelegd. Hierna heeft een uitgebreide correspondentie over beoogde panden plaatsgevonden. Uiteindelijk is op 18 januari 1999 een speelautomatenhalvergunning verleend voor het pand B. De vergunning wordt verleend voor het exploiteren van een speelautomatenhal met uitsluitend behendigheidsautomaten. Kansspelautomaten zijn niet toegestaan. Overigens is er feitelijk geen gebruik gemaakt van deze vergunning aangezien betrokkene uiteindelijk niet over het betreffende pand kon beschikken.
Op 29 oktober 2004 heeft de heer E zich gewend tot de gemeente met het verzoek de vergunning zoals reeds afgegeven te verhuizen naar het adres D. In de brief wordt niet gesproken over een uitbreiding van de vergunning met kansspelautomaten. In de daarna volgende correspondentie over nog in te leveren bescheiden wordt eveneens niet gesproken over kansspelautomaten. Op 22 februari 2005 is vervolgens door mij meegedeeld dat het formeel niet mogelijk was een vergunning te 'verhuizen'. Ik heb vervolgens besloten een nieuwe vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal te verlenen voor het pand D (…).
Gelet op vorenstaande kan ik niet anders vaststellen dat een vergunning is verleend voor hetgeen betrokkenen hebben aangevraagd, namelijk een speelautomatenhal met behendigheidsautomaten. Noch in de brief van 29 oktober 2004, noch in de daarop volgende correspondentie is een verzoek gedaan tot uitbreiding van de vergunning met kansspelautomaten. Voor uw stelling dat er wel degelijk telefonisch over is gesproken, kan ik geen onderbouwing vinden in de stukken. Ook uit navraag bij de betreffende ambtenaar is mij dit niet gebleken. Overigens ben ik van mening dat er nimmer sprake kan zijn van een uitbreiding van een aanvraag door een enkele telefonische mededeling.
Reeds op grond van het vorenstaande kan de bestreden vergunning in stand blijven. Aan betrokkenen is vergunning verleend, zoals door hen is aangevraagd. Hoewel hiertoe gelet op het voorgaande verder geen noodzaak meer bestaat, zie ik toch aanleiding om hierna op uw overige argumenten in te gaan.
(…)
Beslissing
Ik verklaar uw bezwaar ongegrond."
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft betoogd dat het standpunt van verweerder dat met de afgegeven speelautomatenhalvergunning is tegemoet gekomen aan de daarop gerichte aanvraag van appellante niet in de weg kan staan aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Appellante heeft met haar brief van 29 oktober 2004 slechts beoogd aan te geven dat op grond van de voorgeschiedenis voor haar in elk geval één halvergunning was gereserveerd en niet om een vergunning aan te vragen die beperkt zou zijn tot behendigheidsautomaten. Dit was bij verweerder ook bekend. Verweerder had appellante na ontvangst van genoemde brief een aanvraagformulier voor een speelautomatenhalvergunning moeten toezenden. Het standaard-aanvraagformulier kent het onderscheid kansspelautomaat/behendigheidsautomaat niet.
Appellante heeft voorts naar voren gebracht dat de Verordening, gezien de daarin neergelegde verplichting een speelautomatenhalvergunning tot uitsluitend behendigheidsautomaten te beperken, in strijd is met de Wet op de kansspelen. De uitspraak van het College van 8 december 2004,(www.rechtspraak.nl LJN AR8825), waarin een andersluidend oordeel is gegeven, is op dit punt onjuist.
5. De beoordeling van het geschil
Appellante heeft zich, zoals blijkt uit hetgeen in rubriek 2.2 met betrekking tot de vaststaande feiten is opgenomen, tot verweerder gewend met het verzoek de reeds verleende vergunning te "verhuizen", nadat haar door burgemeester en wethouders desverzocht vrijstelling was verleend van de bepalingen van het geldende bestemmingsplan voor de vestiging van een speelautomatenhal met uitsluitend behendigheidsautomaten. Hieruit volgt dat voor verweerder, toen hij het verzoek om de oude, tot behendigheidsautomaten beperkte vergunning te "verhuizen" transformeerde tot een aanvraag voor een vergunning voor een speelautomatenhal op een andere locatie, geen enkele aanleiding bestond het verzoek - waarin naar de verleende vrijstelling werd verwezen - anders op te vatten dan hij heeft gedaan, namelijk als een aanvraag voor een speelautomatenhal die beperkt was tot behendigheidsautomaten. Deze aanvraag is door hem ingewilligd. Reeds hierom was het bezwaar van appellante tegen het desbetreffende besluit ongegrond. Weliswaar heeft verweerder vervolgens overwegingen gewijd aan de argumenten die door appellante in bezwaar naar voren zijn gebracht met betrekking tot het bepaalde in artikel 3, onder c, van de Verordening, maar deze overwegingen zijn naar het oordeel van het College ten overvloede gegeven.
Het betoog van appellante dat een en ander aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep niet in de weg behoeft te staan wordt niet gevolgd. De mogelijkheid om tegen een besluit bezwaar en beroep in te stellen strekt er niet toe een heel ander besluit te beoordelen dan naar aanleiding van de ingediende aanvraag is genomen. Indien appellante een oordeel wil over de vraag of haar vergunning dient te worden verleend voor een speelautomatenhal zonder beperkingen ten aanzien van de aard van de speelautomaten had het op haar weg gelegen ter zake een aanvraag in te dienen.
Aan hetgeen door appellante naar voren is gebracht, in het bijzonder betrekking hebbend op hetgeen door verweerder ten overvloede is overwogen met betrekking tot de verbindendheid van de Verordening, komt het College in deze procedure derhalve niet toe.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. W.E. Doolaard en mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. R. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2006.
w.g. C.M. Wolters w.g. R. Meijer