ECLI:NL:CBB:2006:AV1222
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen besluit OPTA inzake gespreksafgifte op mobiele netwerken
In deze zaak heeft Orange Nederland N.V. een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) van 14 november 2005. Dit besluit betrof de aanwijzing van Orange als aanbieder met aanmerkelijke marktmacht op de markt voor gespreksafgifte op haar mobiele netwerk, waarbij OPTA verplichtingen oplegde inzake toegang, kostengeoriënteerde tarieven, non-discriminatie en transparantie. Orange betoogde dat deze verplichtingen haar positie als transitdienstverlener schaadden en dat het besluit niet voldeed aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn inzake elektronische communicatie.
De voorzieningenrechter heeft de procedure in gang gezet na ontvangst van het beroepschrift van Orange op 20 december 2005. Tijdens de zitting op 1 februari 2006 hebben de gemachtigden van Orange en OPTA hun standpunten toegelicht. Orange stelde dat het bestreden besluit niet alleen haar positie op de markt voor gespreksafgifte aantast, maar ook de concurrentie op de transitmarkt belemmert. OPTA daarentegen verdedigde het besluit als een noodzakelijke maatregel om de concurrentie te bevorderen en de tarieven voor gespreksafgifte te reguleren.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek van Orange niet voldoende onderbouwd was om een spoedeisend belang aan te nemen. De rechter concludeerde dat de opgelegde verplichtingen niet onrechtmatig waren en dat Orange niet had aangetoond dat de uitvoering van het besluit haar bedrijfsvoering onredelijk zou verstoren. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, met de overweging dat de gevolgen van het besluit voor Orange niet zodanig waren dat deze een schending van het gelijkheidsbeginsel of andere rechtsbeginselen rechtvaardigden.