4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft, samengevat, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Appellant heeft in het voorjaar van 2003 een mogelijk probleem met overschrijding van het maximale areaal voorzien. Dit is reden geweest dat hij in april 2003, en derhalve voordat de opgave was ingevuld, ondertekend en is toegezonden aan Dienst Regelingen, telefonisch inlichtingen bij Dienst Regelingen heeft ingewonnen. Destijds is hem door een medewerker van de dienst meegedeeld dat het mestnummer bepalend was. Appellant diende ervoor zorg te dragen dat hij niet de 13 hectare per mestnummer zou overschrijden. Indien er wel sprake was van een overschrijding van de 13 hectare per mestnummer, zou bovendien 2 hectare braak moeten worden gelegd. Zolang deze oppervlakte per mestnummer niet zou worden overschreden, zou geen korting worden toegepast.
Aan de hand van de hiervoor omschreven informatie van Dienst Regelingen heeft appellant het aanvraagformulier ingevuld en ondertekend. Op het aanvraagformulier heeft appellant twee mestnummers ingevuld, althans de lettercode behorend bij de mestnummers; het nummer van de kalvermesterij en het mestnummer van het pluimveehouderijbedrijf.
Medio oktober 2003 heeft appellant uit eigen beweging opnieuw telefonisch contact gezocht met Dienst Regelingen. Van een derde had appellant de tip gekregen aansluitend bij de twee mestnummers de afzonderlijke bankrekeningnummers van de betreffende bedrijven door te geven. Echter, pas op dat moment kreeg appellant te horen dat een aanvraag niet wordt beoordeeld op banknummer, maar evenmin op een mestnummer. De aanvraag wordt, zo werd medio oktober door een medewerker van Dienst Regelingen meegedeeld, beoordeeld op relatienummer.
Appellant heeft daarna uitsluitend telefonisch contact gehad met de heer J. Bytheway van Dienst Regelingen te Groningen. In overleg met en op advies van de heer Bytheway heeft appellant een (nieuw) relatienummer aangevraagd voor het pluimveebedrijf. Zodra dit was geregeld zou een verzoek tot opsplitsing van de aanvraag kunnen worden ingediend.
Bij brief van 27 oktober 2003 is expliciet verzocht de gecombineerde opgave 2003, geregistreerd onder nummer 5114891, met betrekking tot de aanvraag oppervlakten op te splitsen. Bovendien heeft appellant duidelijk aangegeven welke gewaspercelen behoren bij het bedrijf aan de Y, te weten de perceelsnummers 2422450408 en 2428650394.
Op grond van het voorgaande is appellant van oordeel dat hij tijdig heeft aangegeven zijn aanvraag te willen wijzigen, in die zin dat de aanvraag wordt beschouwd als gedaan onder twee relatienummers. Nu voornoemd verzoek, gelet op het bepaalde in artikel 9 van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen, is gedaan voordat beoordeling door Dienst Regelingen heeft plaatsgevonden of een aankondiging van een controle heeft plaatsgehad, dient deze wijziging door Dienst Regelingen te worden geaccepteerd.
Nu de aanvraag moet worden beschouwd als zijnde gesplitst en gedaan onder twee verschillende relatienummers, is geen sprake van een overschrijding van de maximale oppervlakte waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zonder braakverplichting. Dientengevolge is ten onrechte een korting toegepast.
Indien en voor zover het College oordeelt is dat de aanvraag gelet op het bepaalde in artikel 9, vijfde lid van de Regeling niet meer kan worden gewijzigd, stelt appellant zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijke fout, welke te allen tijde kan worden gewijzigd, in die zin dat de aanvraag dient te worden beschouwd als twee afzonderlijke aanvragen.
Gelet op de concrete omstandigheden van het geval, in het bijzonder de telefonische contacten over de aanvraag, het schriftelijke verzoek tot het toekennen van een nieuw relatienummer alsmede het verzoek de reeds gedane aanvraag te splitsen, had Dienst Regelingen kunnen afleiden dat het de bedoeling van appellant is geweest twee afzonderlijke aanvragen in te dienen.
Zoals eerder gesteld heeft appellant op het aanvraagformulier twee mestnummers ingevuld, althans de lettercode behorend bij de mestnummers; het nummer van de kalvermesterij en het mestnummer van het pluimveehouderijbedrijf. Aan de hand van dit gegeven, in combinatie met de aan de beoordeling voorafgaande telefonische en schriftelijke verzoeken tot splitsing, kon de Dienst Regelingen uit het aanvraagformulier reeds afleiden dat er sprake was van twee afzonderlijke bedrijven en appellant de bedoeling heeft gehad twee afzonderlijke aanvragen in te dienen. Nu sprake is van een kennelijke fout, kan de aanvraag worden gewijzigd.
Appellant beroept zich tevens op het vertrouwensbeginsel. Appellant heeft telefonisch contact gezocht met de Dienst Regelingen. Appellant heeft zijn bedrijfssituatie voorgelegd aan een medewerker van de Dienst. Deze medewerker heeft appellant geadviseerd op welke wijze hij zijn aanvraag diende in te vullen. De medewerker in kwestie heeft aan appellant gezegd dat hij twee mestnummers diende te gebruiken. Appellant diende er voor te zorgen dat zijn aanvraag niet de 13 hectare per mestnummer zou overschrijden. Indien deze oppervlakte niet zou worden overschreden, zou geen korting worden toegepast.
De betreffende uitlating van de ambtenaar in kwestie, de mededeling dat een aanvraag wordt beoordeeld op basis van mestnummer, dient aan verweerder te worden toegerekend. Appellant mocht in alle redelijkheid uitgaan van de juistheid van de aan hem verstrekte informatie en daarmee is zijn gerechtvaardigd vertrouwen gewekt. Derhalve mocht appellant erop vertrouwen dat zijn aanvraag, ingevuld met twee mestnummers, correct was ingevuld en zou leiden tot een uitbetaling zonder een korting.