ECLI:NL:CBB:2005:AV0030
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidieverlening en terugvordering door de Minister van Economische Zaken
In deze zaak heeft de Stichting VOC-Tuinen, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, verweerder, dat op 23 juli 2004 is genomen. Dit besluit hield in dat de subsidie voor het project 'Zeebodem Tuinen / VOC-Tuinen' op nihil is vastgesteld en dat een eerder verleend voorschot van € 67.794,18 moest worden teruggevorderd. De appellante had eerder subsidie aangevraagd voor het project, dat zou lopen van 23 februari 2001 tot 23 december 2002. Echter, de uitvoering van het project liep vertraging op, en de einddatum werd niet gehaald. De Minister had in zijn besluit aangegeven dat de subsidie ambtshalve op nihil was vastgesteld omdat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet tijdig was ingediend.
De procedure begon met een bezwaarschrift van appellante op 17 februari 2004, waarna een hoorzitting volgde op 30 maart 2004. De Minister verklaarde de bezwaren ongegrond, met als argument dat appellante niet had aangetoond dat zij tijdig om uitstel had verzocht. In beroep voerde appellante aan dat er geen expliciete einddatum in de subsidiebeschikking was opgenomen en dat zij tijdig om verlenging had verzocht.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister bij zijn besluit van 15 januari 2004 onjuiste feiten had gehanteerd. De appellante had wel degelijk een gemotiveerd verzoek tot uitstel ingediend, maar de Minister had dit niet in zijn overwegingen meegenomen. Desondanks besloot het College dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat de omstandigheden ten tijde van het verzoek om uitstel onvoldoende zwaar wogen om aan het verzoek tegemoet te komen. De Minister had terecht de subsidie op nihil vastgesteld, omdat de einddatum van het project was verstreken.
De uitspraak werd gedaan op 29 december 2005 door mr. M.A. Fierstra, met mr. A. Graefe als griffier. De appellante kreeg het griffierecht vergoed, maar de beslissing van de Minister om de subsidie op nihil vast te stellen bleef in stand.