4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft onder meer het volgende aangevoerd.
Appellante is een Nederlandse dochtermaatschappij van A SA, gevestigd in Frankrijk. Appellante treedt op als verkoopvestiging voor het moederbedrijf en verkoopt c.q. levert voornamelijk verplaatsbare ‘monoblock’ stalen wanden en (indien gewenst) luchtbehandeling voor zogenoemde schone ruimten in de farmaceutische industrie, alsmede voor de kantorenbouw. Appellante is zelf dus geen productiebedrijf. De productie vindt in het buitenland plaats. Het betreft hier een gereed product, namelijk verplaatsbare monoblock stalen wanden, die door het Franse moederbedrijf gemaakt worden om in ruimten te worden geplaatst. Het betreft hier echter niet, zoals is gesteld door verweerder, ‘maatwerk’ systemen die door het moederbedrijf ‘speciaal voor een bepaalde ruimte worden vervaardigd’. Het zijn kant en klare panelen die in principe in elke willekeurige ruimte geplaatst kunnen worden.
Appellante houdt zich, zoals aangegeven op het vragenformulier, slechts bezig met de verkoop en levering van cleanrooms en wanden en plafonds voor de kantorenbouw.
De gesloten overeenkomsten zijn niet te kwalificeren als aanneming van werk, zoals verweerder stelt. Appellante beoogt slechts een overeenkomst aan te gaan die ziet op de aankoop en levering van een zaak die op het tijdstip van het aangaan van de overeenkomst reeds gereed was.
Niet is betwist dat ook montage onderdeel kan zijn van de gesloten koopovereenkomst, maar dit is niet altijd het geval. Montage kan onderdeel zijn van de koopovereenkomst die appellante sluit met haar klanten, maar dat is geen voorwaarde, omdat de wanden door eenieder kunnen worden aangebracht. De wanden kunnen verder uit elkaar gehaald worden en kunnen ook elders worden geplaatst zonder de wand te beschadigen. Ook is er geen sprake van het benodigd zijn van speciaal gereedschap.
Voorzover het aanbrengen van de wand- of plafondpanelen onderdeel uitmaken van de koopovereenkomst stelt appellante dat het te leveren systeem vervangbaar is in economische zin en een handelsartikel is, dat nadat het is aangebracht weer verwijderd en verplaatst kan worden en ook weer in de handel gebracht kan worden. Als al sprake is van montage ligt de nadruk niet op het verrichten van arbeid. Door strikte montage van een gereed zijnde wand onder afbouw te scharen, zoals verweerder doet, wordt dit begrip oneigenlijk opgerekt.
De montage bestaande uit het aaneenrijgen van de panelen, wordt, voor zover dit onderdeel is van de koopovereenkomst, door onderaannemers verricht, waarbij appellante de regie heeft. Ter zitting heeft appellante desgevraagd medegedeeld dat de uitvoering van de werkzaamheden, het technische werk, gebeurd door onderaannemers. Appellante heeft hierin een sturende en controlerende rol. Zij begeleidt de onderaannemers en houdt overleg met klanten.
De ondernemingen die de montage verrichten betreffen in de regel niet-geregistreerde bedrijven. Appellante is van mening dat het niet zo kan zijn dat in het kader van de heffing uitsluitend aftrek wordt toegestaan van uitbesteed werk voor zover dit is verricht door de bij verweerder geregistreerde bedrijven.
De wijze waarop uitvoering aan de heffingsverordening wordt gegeven, maakt – omdat feitelijk geheven wordt over de transportkosten van de geïmporteerde wanden – de belasting voor appellante hoger is dan die over gelijksoortige nationale producten (via de omzet) geheven worden. Appellante stelt zich op het standpunt dat dit niet verenigbaar is met artikel 90, eerste alinea van het EG-Verdrag, omdat een belastingstelsel volgens het Hof slechts verenigbaar is met artikel 90 EG, indien het zodanig is ingericht, dat het hoe dan ook is uitgesloten, dat ingevoerde producten zwaarder worden belast dan soortgelijke binnenlandse producten.
Tot slot voert appellante nog aan dat ten aanzien van twee andere bedrijven, zijnde Interflow en Metaflex, die zich met dezelfde werkzaamheden bezig houden, niet tot registratie is overgegaan.