ECLI:NL:CBB:2005:AU9318
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering van EG-steunverlening voor akkerbouwgewassen na onjuiste opgave van percelen
In deze zaak hebben appellanten A, B en C beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat hun aanvraag voor akkerbouwsubsidie op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen is afgewezen. De aanvraag was ingediend op 1 mei 2003 en betrof onder andere een oppervlakte van 2,96 hectare wintertarwe. De Minister had vastgesteld dat de opgegeven percelen niet overeenkwamen met de werkelijke situatie, wat leidde tot de afwijzing van de subsidieaanvraag. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De procedure begon met een brief van appellanten op 18 november 2004, waarin zij hun beroep tegen het besluit van 2 november 2004 kenbaar maakten. De Minister had in dat besluit gereageerd op het bezwaar van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvraag. Tijdens de zitting op 28 oktober 2005 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. Appellanten waren niet verschenen, maar hun gemachtigde heeft het standpunt van de Minister verdedigd.
Het College heeft vastgesteld dat de appellanten de percelen niet correct hadden opgegeven en dat er geen sprake was van een kennelijke fout in de aanvraag. De regels van de Regeling en de bijbehorende Europese verordening staan niet toe dat een aanvraag na de uiterste datum voor indiening nog kan worden gewijzigd, tenzij er sprake is van een kennelijke fout. Het College concludeert dat de Minister terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat de opgegeven oppervlakte niet overeenkwam met de geconstateerde oppervlakte. De appellanten hebben niet aangetoond dat er sprake was van een kennelijke fout, en de aanvraag voor subsidie is daarom terecht geweigerd.
De beslissing van het College is dat het beroep ongegrond wordt verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling van de Minister in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Hagen, met mr. M.H. Vazquez Muñoz als griffier, op 9 december 2005.