ECLI:NL:CBB:2005:AU7835
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om energie-investeringsaftrek wegens ontbreken onherroepelijke bouwvergunning
In deze zaak hebben appellanten A en B beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister van Economische Zaken, waarbij hun verzoeken om verklaringen voor energie-investeringsaftrek (EIA) zijn afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellanten op het moment van hun aanvraag geen onherroepelijke bouwvergunning hadden voor hun investering in een nieuw tuinbouwbedrijf. De appellanten hadden op 12 november 2003 een bouwvergunning aangevraagd, maar deze werd pas op 22 maart 2004 verleend. De verzoeken om EIA-verklaringen werden ingediend op 16 maart 2004, terwijl de bouwvergunning nog niet onherroepelijk was. De Minister stelde dat volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 een onherroepelijke bouwvergunning vereist was voor de toekenning van de EIA. De appellanten voerden aan dat de vertraging in de afgifte van de vergunning niet aan hen te wijten was, maar aan de gemeente, die door een herindeling achterliep met vergunningen. Ze waren genoodzaakt om al in december 2003 te investeren om hun nieuwe teelt tijdig te kunnen starten. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat de Minister terecht had geweigerd de EIA-verklaringen te verlenen, omdat de vergunningseis niet was vervuld. De omstandigheden die appellanten aanvoerden, zoals de mondelinge toezegging van de gemeente, konden niet leiden tot een andere conclusie. Het College verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.