5. De beoordeling van het geschil
5.1 Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep overweegt het College als volgt.
Het College stelt voorop dat met toepassing van artikel 6:15, derde lid, Awb voor de beoordeling
van de tijdigheid van het beroep moet worden uitgegaan van de datum van ontvangst van het beroepschrift bij verweerder.
Het College stelt vast dat ingevolge het bepaalde bij de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb juncto het bepaalde in artikel 1 van de Algemene Termijnenwet en artikel 29 van de Kaderwet voor appellante de beroepstermijn aanving op 29 december 2003 en eindigde op 9 februari 2004.
Hieruit volgt dat appellante haar op 12 februari 2004 gedateerde en door verweerder op 16 februari 2004 ontvangen beroepschrift, te laat heeft ingediend.
Het College ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of gelet op het bepaalde bij artikel 6:11 Awb niet-ontvankelijkverklaring wegens overschrijding van de beroepstermijn achterwege kan blijven, omdat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat appellante terzake in verzuim is geweest. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend.
Bij het oordeel van het College wordt het volgende betrokken.
Verweerder heeft verklaard dat hij het bestreden besluit bekend heeft gemaakt door publicatie op 24 december 2003 in een drietal huis-aan-huis-bladen, die in de toenmalige gemeenten Geldrop en Mierlo worden verspreid. Hierbij dient te worden betrokken de verklaring van appellante omtrent de sluiting van haar gemeentehuis. In dit kader heeft appellante onweersproken uiteengezet dat haar gemeentehuis gedurende de laatste twee weken van december 2004 gesloten was wegens samenvoeging van de gemeenten Geldrop en Mierlo. Aangezien het hierdoor voor haar niet mogelijk was om kennis te nemen van de bladen en het daarin gepubliceerde besluit, heeft appellante aanleiding gevonden om te informeren naar de datum van de publicatie van het besluit, en de bezwaartermijn ter zake. Een en ander heeft geleid tot de hiervoor in rubriek 1 weergegeven, mededeling van een ambtenaar van verweerder bij mailbericht van 29 januari 2004 aan appellante, dat tegen het onderhavige besluit tot 16 februari 2004 bezwaar kon worden gemaakt. Hieruit volgt dat appellante ruim binnen de beroepstermijn navraag heeft gedaan bij de betrokken ambtenaar van verweerder en ook binnen die termijn antwoord heeft ontvangen.
Naar het oordeel van het College mocht appellante onder deze omstandigheden afgaan op de juistheid van de namens verweerder gedane mededeling dat tegen het onderhavige besluit tot 16 februari 2004 bezwaar kon worden gemaakt.
Tenslotte wordt overwogen dat het beroepschrift voor het einde van de namens verweerder aangegeven termijn ter post is bezorgd, nu verweerder het beroepschrift op 16 februari 2004 heeft ontvangen. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
5.2 Wat betreft het betoog van appellante dat verweerder in het bestreden besluit niet op goede gronden heeft beslist tot wijziging van de concessie, overweegt het College als volgt.
Appellante heeft in het beroepschrift vermeld dat zij bezwaar maakt tegen het onderhavige besluit tot wijziging van de concessie aan Hermes. Het College stelt vast dat appellante in het voorliggende geval evenwel geen grieven heeft ontwikkeld tegen de wijziging van de concessie. Daarnaar ter zitting gevraagd, heeft appellante te kennen gegeven dat zij geen grieven gericht tegen de wijziging van de concessie kan aangeven. Ook heeft zij verklaard dat zij geen bezwaren heeft tegen de kernplaatsen en de onderlinge verbindingen, zoals neergelegd in de hiervoor in rubriek 1 weergegeven concessievoorwaarden in bijlage 2 van het bestreden besluit.
De grieven die door appellante wel zijn ontwikkeld, zijn alle gericht tegen de wijziging van de route van buslijn 20. Immers, naar appellantes gemachtigde ter zitting heeft verklaard, heeft zij uitsluitend bezwaren tegen de invulling van de in bijlage 2 van het beroepen besluit neergelegde gewijzigde route van buslijn 20 in Geldrop, voor zover hierdoor het zuidelijk deel van Geldrop verstoken blijft van openbaar vervoer en het Sint-Annaziekenhuis in Geldrop minder goed bereikbaar wordt. Deze materie is in het onderhavige beroep evenwel niet aan de orde, nu de bewuste routering niet door verweerder doch door de vervoerder, Hermes, is vastgesteld en dientengevolge geen onderdeel uitmaakt van het beroepen besluit. Hetgeen appellante naar voren heeft gebracht over de route van buslijn 20 in Geldrop raakt de hier aan de orde zijnde beslissing over de wijziging van de concessie aldus niet. De grieven kunnen derhalve geen doel treffen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.